V LADINGEN VERPLAATSEN EN WERKZAAMHEDEN UITVOEREN
tijdens het rijden en de besturing
van het voertuig beïnvloeden.
Hoge objecten kunnen de zichtbaar-
heid beïnvloeden voor de bestuur-
der en kunnen projectielen vormen
bij een ongeval. Ladingen die aan
de zijkant uit het voertuig steken,
kunnen vast komen te zitten in
struiken, takken of andere obsta-
kels. Vermijd dat de lading de rem-
lichten bedekt en belemmert. Zorg
ervoor dat de lading niet uit het
laadrek steekt en dat de lading uw
zichtbaarheid of de besturing van
het voertuig niet hindert.
OPMERKING
laadcapaciteit van het laadrek
niet. Zie de SPECIFICATIES .
Vervoer op het bagagerek geen
benzinebidon(s)
vloeistoffen.
WAARSCHUWING
Overlaad het voertuig nooit en
sleep of transporteer nooit la-
ding op een onjuiste manier.
Matig uw snelheid volgens de
staat van het terrein wanneer u
lading vervoert of een aanhang-
wagen trekt, en vermijd heuvels
en ruw terrein. Voorzie een lan-
gere remafstand. Bevestig de
lading altijd zo laag mogelijk
om het zwaartepunt zo min
mogelijk te verhogen. Als u de-
ze aanbevelingen niet naleeft,
kan dit het rijgedrag van het
voertuig veranderen, wat tot
ongelukken kan leiden.
4) Een lading vervoeren
Trek nooit een lading door deze aan
de bumper of de bagagerekken te
bevestigen. Hierdoor kan het voer-
tuig kantelen. Gebruik enkel de
trekhaak om lasten te trekken.
Gebruik in geval van nood de
sleephaken om een vastgelopen
voertuig los te trekken. Zie SLEEP-
70
Overschrijd de
of
gevaarlijke
A) VEILIGHEIDSINFORMATIE
HAKEN in het gedeelte UITRUS-
TING .
Wanneer u lasten trekt met een
ketting of een kabel, zorg er dan
voor dat deze opgespannen is voor
u start en behoud deze spanning
tijdens het trekken.
Als u lasten trekt met een ketting
of een kabel, zorgt u ervoor dat u
progressief remt. De inertie van de
lading kan een botsing veroorzaken.
Respecteer de maximum trekcapa-
citeit wanneer u een lading trekt.
Zie EEN AANHANGWAGEN TREK-
KEN in dit onderdeel.
WAARSCHUWING
Wanneer de kabel of de ketting
niet opgespannen is, kan deze
breken en terugschieten.
Wanneer u een ander voertuig
sleept, zorg er dan voor iemand het
gesleepte voertuig bestuurt. Deze
persoon moet remmen en sturen
om de controle over het voertuig
te behouden.
Matig uw snelheid en draai geleide-
lijk aan wanneer u lasten vervoert.
Vermijd hellingen en ruig terrein.
Probeer nooit op steile hellingen te
rijden. Voorzie meer afstand om te
remmen, vooral op hellingen en als
u een passagier vervoert (2-UP
modellen). Wees voorzichtig om
niet te beginnen slippen of schui-
ven.
5) Een trailer trekken
Controleer de waarden voor maxi-
male belasting van de assen van
de voertuigidentificatieplaat (con-
structieplaat). De Can-am T Catego-
ry tractor kan een aanhangwagen
trekken op de weg. Controleer de
maximale belading voor de aanhang-
wagen op de identificatieplaat.
Controleer de beperkingen die gel-
den voor uw regio betreffende ge-
bruik van een tractor met aanhan-