II ONDERHOUDSPROCEDURES
AANDRAAIMOMENT
Aftapschroeven
5.
Voeg koelvloeistof toe tot het
systeem tot aan de zitting van
de radiatordop gevuld is.
6.
Hervul de koelvloeistoftank
tot de markering MAX.
7.
Start de motor.
OPMERKING: Plaats de drukdop
niet.
8.
Laat de motor stationair
draaien tot de ventilator van
de koeling AAN gaat.
OPMERKING: Bewaak het koel-
vloeistofpeil tijdens het opwarmen
van de motor en voeg indien nodig
koelvloeistof bij.
9.
Druk de gashendel twee- of
driemaal in en controleer het
koelvloeistofpeil.
10. Stop de motor en laat de mo-
tor afkoelen.
11. Inspecteer het koelsysteem
op lekkage.
12. Controleer het koelvloeistof-
peil in de tank. Vul zoveel
koelvloeistof bij als nodig.
13. Installeer de drukdop.
14. Plaats de de meterhouder
TYPISCH
Stap 1:
Haak
Stap 2:
Steunlipje sluiten
142
5,0 Nm ± 0,6 Nm
6) Vonkafleider knalpot
De knalpot moet regelmatig wor-
den ontdaan van opgehoopte kool-
stof.
WAARSCHUWING
Laat de motor nooit draaien in
een afgesloten ruimte. Voer dit
werk nooit uit wanneer de mo-
tor net heeft gedraaid, omdat
het uitlaatsysteem dan erg heet
is. Zorg ervoor dat er geen
brandbare materialen in de
buurt zijn. Draag oogbescher-
ming en handschoenen. Ga
nooit achter het voertuig staan
terwijl het uitlaatsysteem wordt
gereinigd. Respecteer alle toe-
passelijke wetten en voorschrif-
ten.
Kies een goed geventileerde ruimte
en wacht tot de knalpot koud is.
Zet de schakelhendel in de PAR-
KEER-stand (P).
Verwijder de reinigingsplug van de
knalpot.
TYPISCH
1. Knalpot
2. Reinigingsplug
Blokkeer het uiteinde van de knal-
pot met een poetslap en start de
motor.
Drijf het motortoerental meermaals
even op om de opgehoopte kool-
stof uit de knalpot te stuwen.
Stop de motor en laat de knalpot
afkoelen.