IV RIJDEN MET UW VOERTUIG
Bergaf rijden
1-UP-modellen
Verplaats uw lichaamsgewicht naar achteren. Blijf zitten Rem geleidelijk
om niet te slippen. Laat u niet naar beneden "rollen" op uitsluitend de
motorcompressie of in neutraal.
Wanneer u vertraagt bij het afdalen van een gladde helling, kan het voertuig
gaan "schuiven". Houd een constante snelheid aan en/of versnel iets om
het voertuig opnieuw onder controle te krijgen. Probeer steile hellingen
te vermijden. Als u niet voorzichtig bent, kunt u omkantelen als u heuvelaf
gaat.
2-UP-modellen
De bestuurder is verantwoordelijk voor de veiligheid van zijn passagier.
In geval van twijfel moet hij de passagier voordat hij doorrijdt.
Denk eraan: wanneer u met een passagier rijdt heeft dit een grote invloed
op de besturing van uw voertuig, de stabiliteit en de remafstand.
De passagier moet zijn bewegingen synchroniseren met de bewegingen
van de bestuurder. De passagier moet steeds blijven zitten.
62
A) VEILIGHEIDSINFORMATIE