Bediening
Schakel de oven in.
Het hoofdmenu verschijnt.
Plaats het gerecht in de oven.
Kies de gewenste ovenfunctie.
De ovenfunctie en de voorgeprogram-
meerde temperatuur verschijnen.
Wijzig zo nodig de voorgeprogram-
meerde temperatuur.
De voorgeprogrammeerde tempera-
tuur wordt na enkele seconden over-
genomen. U kunt de temperatuur ach-
teraf wijzigen met de pijltoetsen.
Bevestig met OK.
De ingestelde en de werkelijke tempera-
tuur verschijnen en de opwarmfase be-
gint.
U kunt het stijgen van de temperatuur
op de display volgen. Als de ingestelde
temperatuur voor het eerst wordt be-
reikt, klinkt er een signaal.
Gebruik na de bereiding de sensor-
toets van de gekozen ovenfunctie om
de bereiding te beëindigen.
Haal het gerecht uit de oven.
Schakel de oven uit.
50
Waarden en instellingen voor
een bereidingsproces wijzigen
Zodra een bereidingsproces loopt, kunt
u naargelang de ovenfunctie de waar-
den of instellingen voor dit bereidings-
proces wijzigen via de sensortoets .
Kies de toets .
Naargelang de ovenfunctie kunnen vol-
gende instellingen verschijnen:
–
Temperatuur
–
Kerntemperatuur
–
Bereidingstijd
–
Klaar om
–
Start om
–
Booster
–
Voorverwarmen
–
Snel afkoelfase
–
Warmhouden
–
Crisp function
Waarden en instellingen wijzigen
Kies de gewenste waarde of instelling
en bevestig met OK.
Wijzig de waarde of de instelling en
bevestig met OK.
Het bereidingsproces gaat met de ge-
wijzigde waarden en instellingen verder.