VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR
INZITTENDEN
Tot de belangrijkste
veiligheidsvoorzieningen van het
voertuig behoren de volgende
beschermingssystemen:
veiligheidsgordels;
SBA-systeem (Seat Belt Alert);
hoofdsteun;
kinderzitjes;
frontairbags en zijairbags.
Lees de informatie vermeld op de
volgende pagina's uiterst aandachtig
door. Het is van essentieel belang dat de
beschermingssystemen op de juiste wijze
gebruikt worden om het maximaal
mogelijke veiligheidsniveau voor de
bestuurder en de passagiers te
garanderen.
Zie voor de verstelling van de
hoofdsteunen paragraaf "Hoofdsteunen"
in het hoofdstuk "Kennismaking met het
voertuig".
92
VEILIGHEIDSGORDELS
Alle veiligheidsgordels hebben een
driepunts bevestiging, met bijbehorende
oprolautomaat.
Het mechanisme van de oprolautomaat
van de gordel wordt vergrendeld indien er
heftig geremd wordt of door een sterke
deceleratie bij een botsing. Zo kan de
gordel vrij bewegen en zich aanpassen
aan het lichaam van de inzittende. In het
geval van een ongeval, zal de gordel
geblokkeerd worden waardoor het risico
van impact binnenin het interieur en het
naar buiten geslingerd worden van een
persoon beperkt worden.
De bestuurder moet zich aan alle
plaatselijke wettelijke voorschriften met
betrekking tot de verplichting en de
manier waarop de gordel wordt gebruikt
houden (en moet er ook voor zorgen dat
alle passagiers deze voorschriften
naleven).
Maak de veiligheidsgordels altijd vast
alvorens weg te rijden.
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De veiligheidsgordel moet omgelegd
worden terwijl men goed rechtop, met de
rug tegen de rugleuning zit.
Om de gordels vast te maken, de gesp 1
fig. 68 vasthouden en deze in sluiting
2 steken, totdat de klik van het
vergrendelen wordt gehoord.
68
Als tijdens het uittrekken de gordel
blokkeert, laat hem dan een stukje
teruglopen en trek hem vervolgens
langzaam uit.
Druk, om de gordel los te maken, op knop
3. Begeleid de gordel tijdens het
teruglopen met de hand, zodat hij niet
draait.
66)
06056V0001EM