BELANGRIJK
104) In geval van parkeermanoeuvres op
wegen met een helling, moeten de
voorwielen naar het trottoir worden
gedraaid (bij het parkeren op een helling
omlaag), of in de tegenovergestelde richting
als het voertuig op een helling omhoog is
geparkeerd. Als de auto op een steile helling
wordt geparkeerd, blokkeer de wielen dan
met wiggen of stenen.
105) Laat kinderen nooit zonder toezicht in
de auto achter; zorg ervoor dat wanneer u
het voertuig verlaat, u de contactsleutel bij u
hebt.
106) De elektrische parkeerrem moet altijd
ingeschakeld zijn als het voertuig verlaten
wordt.
122
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
Het voertuig is uitgerust met een
automatische versnellingsbak met
8 versnellingen.
De versnellingsbak kan op twee manieren
worden bediend: "Automatisch" of
"Sequentieel".
VERSNELLINGSPOOK
107) 108) 109)
34) 35)
De bedieningshendel 1 fig. 95 wordt
gebruikt om de werking van de
versnellingsbak te beheren. Met deze
hendel kunnen de volgende werkingen
worden geselecteerd:
P = Parkeren
R = Achteruit
N = Vrijstand
D = Drive (automatische
vooruitversnelling)
AutoStick: + naar een hogere
versnelling schakelen in sequentiële
rijmodus; – naar een lagere versnelling
schakelen in sequentiële rijmodus.
95
Bovenop de selectiehendel is het schema
met de selectie mogelijkheden
aangebracht.
De letter overeenkomend met de
geselecteerde modus licht op en is te zien
op het instrumentenpaneeldisplay.
Om een van de werkingsmodus te kiezen,
beweeg de selectiehendel achteruit of
vooruit en trap tegelijkertijd op het
rempedaal.
Om de R (Achteruit) modus in te
schakelen, het pedaal intrappen en knop
3 fig. 96 in combinatie indrukken.
Om van stand P (Parkeren) direct naar
stand D (Vooruit) te schakelen, is het
noodzakelijk om het rempedaal in te
trappen en knop 3 in te drukken.
Om van stand R (Achteruit) direct naar
stand D (Vooruit) te schakelen en
omgekeerd, is het noodzakelijk om het
rempedaal in te trappen en knop 3 in te
drukken.
07076V0002EM