Flanklichten
(indien aanwezig)
De mistlampen hebben een
flanklichtenfunctie Met deze functie kan
de weg of een bocht beter worden
verlicht door inschakeling van de
overeenkomstige mistlamp.
De flanklichtfunctie kan buiten werking
worden gesteld via het Connectsysteem
door het selecteren van de volgende
functies in volgorde op het hoofdmenu:
"Instellingen", "Verlichting" en
"Flanklichten".
MISTACHTERLICHT
De schakelaar voor het mistachterlicht is
ingebouwd in de lichtschakelaar.
Druk op
om het licht in- of uit te
schakelen.
Het mistachterlicht gaat alleen branden
als het dimlicht of de mistlampen voor
zijn ingeschakeld. Het licht kan worden
uitgeschakeld door opnieuw op de
knop te drukken of door het dimlicht
buiten werking te stellen.
Wanneer de motor wordt afgezet met de
brandende mistachterlichten, zullen deze
toch uit zijn wanneer de motor de
volgende keer wordt gestart.
28
PARKEERLICHTEN
Deze worden ingeschakeld als binnen een
paar seconden na het uitzetten van de
motor de lichtschakelaar eerst naar de
O stand is gezet en daarna in stand
. Alle stadslichten gaan aan, als u ze
alleen aan een kant (rechts/links) wilt
aanlaten, moet u de
richtingaanwijzersbediening naar de
stand bewegen van de zijde die u aan wilt
laten.
Als met de lichtschakelaar op
voorportier geopend wordt, wordt een
geluidssignaal geactiveerd dat de
bestuurder waarschuwt dat de
parkeerlichten nog altijd zijn
ingeschakeld.
Het lampje
gaat op het
instrumentenpaneel branden.
BELANGRIJK De parkeerlichten die
slechts aan één zijde ingeschakeld zijn,
kunnen worden uitgeschakeld door de
contactsleutel naar ON te draaien.
TIJDREGELING UITSCHAKELING
KOPLAMPEN
De "Follow Me" functie vertraagt het
uitschakelen van de koplampen nadat het
voertuig is uitgezet.
De functie kan in werking worden gesteld
via het Connect-systeem door het
selecteren van de volgende functies in
volgorde op het hoofdmenu:
"Instellingen", "Lampen" en "Follow me";
de stadslichten en de dimlichten blijven
een
aan gedurende een tijd die kan worden
ingesteld tussen 30, 60 en 90 seconden.
Inschakeling van de functie
Bij brandende koplampen, de
startinrichting naar STOP draaien: de
tijdregeling gaat in wanneer de
lichtschakelaar naar
BELANGRIJK Om deze functie in te
schakelen moeten de koplampen, binnen
2 minuten nadat de startinrichting naar
STOP is gedraaid, uitgeschakeld worden.
Uitschakeling van de functie
Deze functie wordt uitgeschakeld door
het inschakelen van de koplampen, de
stadslichten of door de startinrichting op
ON te zetten.
wordt gedraaid.