MOTOR WENTELT NIET.
1. Veiligheidskoord verwijderd.
– Installeer kapje in DESS-contact.
2. Zekering doorgebrand.
– Controleer de bedrading en vervang de zekering.
3. Accu ontladen.
– Raadpleeg een erkend Sea-Doo sportboot-dealer.
4. Accu-aansluitingen gecorrodeerd of los.
– Raadpleeg een erkend Sea-Doo sportboot-dealer.
5. Motor onder water.
– Raadpleeg een erkend Sea-Doo sportboot-dealer.
MOTOR DRAAIT LANGZAAM.
1. Accu ontladen of zwak.
– Raadpleeg een erkend Sea-Doo sportboot-dealer.
MOTOR SLAAT OVER.
1. Brandstoftank leeg of verontreinigd met water.
– Bijtanken of ledigen en hervullen met nieuwe brandstof.
2. Brandstoffilter verstopt of verontreinigd met water.
– Reinigen, brandstoftank op water controleren.
3. Verdronken motor.
– Zie VERDRONKEN MOTOR in de SPECIALE PROCEDURES.
4. Bougies vuil/defect.
– Vervangen.
Motor slaat over, draait onregelmatig
ZWAKKE VONK.
1. Bougies vuil/versleten.
– Vervangen.
2. Defecte ontstekingscomponent.
– Raadpleeg een erkend Sea-Doo sportboot-dealer.
3. Te veel olie toegevoerd naar de motor.
– Slechte afregeling van de oliepomp, raadpleeg een erkend Sea-Doo sport-
boot-dealer.
_____________________
127