10.
Voer het faxnummer in en druk op [OK].
11.
Bevestig de instelling en druk vervolgens op [OK].
12.
Druk op de toets [Home].
• Een faxnummer mag uit de volgende tekens bestaan: 0 tot en met 9, "P" (pauze), " ", " " en
spatie.
• Voer indien nodig een pauze in het faxnummer in. Het apparaat pauzeert kort voordat het de
cijfers na de pauze kiest. U kunt de pauzetijd bepalen via de instelling [Pauzetijd] onder
[Overdrachtsinstell.]. Voor meer informatie over [Pauzetijd], zie Pag. 266 "Instellingen
faxeigenschappen (bij gebruik van het model met touchscreen)".
• Om toondiensten op een kiestoonlijn te gebruiken, voert u een " " in het faxnummer in. " "
verandert de modus tijdelijk van pulstoon naar kiestoon.
• Als het apparaat via een PBX op het telefoonnetwerk is aangesloten, dient u ervoor te zorgen dat
het externelijntoegangsnummer is opgegeven in [PBX-toegangsnummer] voor het faxnummer. Voor
meer informatie over [PBX-toegangsnummer], zie Pag. 295 "Instellingen beheerderstoepassingen
(bij gebruik van het model met touchscreen)".
• U kunt een wachtwoord voor toegang naar het menu [Adresboek] instellen onder [Vergr.
beh.toepass.]. Voor meer informatie over [Vergr. beh.toepass.], zie Pag. 295 "Instellingen
beheerderstoepassingen (bij gebruik van het model met touchscreen)".
Faxbestemmingen wijzigen of verwijderen
1.
Druk op de toets [Home].
2.
Druk op het pictogram [Instel.] op het [Home]-scherm.
3.
Druk op [Adresboek].
4.
Als u om een wachtwoord wordt gevraagd, voer het wachtwoord dan met de
cijfertoetsen in en druk vervolgens op [OK].
5.
Selecteer [Snelkiezenlijst] of [Verk.kiez.lijst].
DYG322
Faxbestemmingen registreren
213