AUTOFOCUSSTANDEN
Deze camera heeft twee autofocus-standen. De keuze tussen enkelvoudige en continu AF maakt u in
de basis-sectie van het opnamemenu (blz. 78).
Enkelvoudige autofocus - voor algemene fotografische toepassingen en statische onderwerpen.
Wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt wordt de scherpstelling vergrendeld op het onderwerp
in het scherpstelveld; de vergrendeling blijft gehandhaafd zolang de ontspanknop half ingedrukt
wordt gehouden.
Continu autofocus - voor bewegende onderwerpen. Wordt de ontspanknop half wordt ingedrukt,
dan wordt de autofocus gestart en blijft de autofocus actief totdat de opname gemaakt is.
• Kan het AF-systeem niet scherpstellen als gevolg van een van de moeilijke scherpstelsituaties (blz. 74),
dan worden de AF-sensors die het punt van scherpstelling moeten aanduiden niet zal worden
weergegeven.
• Gebruikt u continu AF met het brede AF-veld (blz. 66), dan verschijnen de AF-sensors om het punt van
scherpstelling te markeren.
• Directe handmatige scherpstelling (blz. 131) kan bij enkelvoudige scherpstelling worden gebruikt.
Enkelvoudige AF – Scherpstelling in orde.
Continu AF – Scherpstelling in orde.
Scherpstelsignaal rood –
werp maakt goed scherpstellen onmogelijk.
• Verwar deze symbolen niet met de lichtmeetsymbolen (blz. 47)
• Er kan altijd een opname worden gemaakt, ook wanneer de scherpstelling niet in orde is.
Scherpstellen onmogelijk. Onderwerp te dichtbij, of het onder-
81