NORDAC SK 700E handboek
5.1.5 Stuurklemmen
Parameter
Instelwaarde / beschrijving / aanwijzing
P400
Functie analoge ingang 1
0...18
De analoge ingang van de FO kan voor verschillende functies worden gebruikt. Let erop, dat altijd maar
één van de hieronder aangegeven functies mogelijk is.
[ 1 ]
0 = uit, de analoge ingang is zonder functie. Na de vrijgave van de FO via de stuurklemmen levert
1 = instelfrequentie, het aangegeven analoge bereik (P402/P403) varieert de uitgangsfrequentie
2 = koppelstroomgrens, is gebaseerd op de ingestelde koppelstroomgrens (P112) en kan via een
3 = PID actuele frequentie*, is nodig om een regelkring op te bouwen. De analoge ingang (actuele
4 = frequentie optellen *, de geleverde frequentiewaarde wordt bij de regelwaarde opgeteld.
5 = frequentie aftrekken, de geleverde frequentiewaarde wordt van de regelwaarde afgetrokken.
6 = stroomgrens, is gebaseerd op de ingestelde stroomgrens (P112) en kan via een analoge
7 = maximale frequentie, In het analoge bereik wordt de maximale frequentie van de FO ingesteld.
8 = actuele frequentie PID begrensd*, zoals functie 3 'PID actuele frequentie', maar de
9 = actuele frequentie PID bewaakt*, zoals functie 3 'PID actuele frequentie'. De FO schakelt nu de
10 = moment Servomodus, in de servomodus kan via deze functie het motorkoppel worden ingesteld.
11 = Koppel offset, een functie die het mogelijk maakt om een waarde voor de te verwachtte
12 = gereserveerd
13 = product, de regelwaarde wordt vermenigvuldigd met de aangegeven analoge waarde. De op 100%
14 = actuele waarde procesregelaar*, activeert de procesregelaar, de analoge ingang 1 wordt
15 = regelwaarde procesregelaar*, als functie 14, maar de regelwaarde moet worden opgegeven
16 = optellen procesregelaar*, telt na de procesregelaar een instelbare additionele regelwaarde op.
17 = gereserveerd
18 = curvebewegingcontrole: via de analoge ingang (of BUS, P547/548) brengt de slave-FO zijn
76
deze de eventueel ingestelde minimale frequentie (P104).
tussen de ingestelde minimale en maximale frequentie (P104/P105).
analoge regelwaarde worden veranderd. Een regelwaarde van 100% komt daarbij overeen met de
ingestelde koppelstroomgrens P112. 25% kan niet worden onderschreden (met P300 = 1, niet
onder 10%)!
waarde) wordt vergeleken met de ingestelde regelwaarde (bijvoorbeeld een vaste frequentie). De
uitgangsfrequentie wordt net zover aangepast, tot de actuele waarde aan de regelwaarde is
aangepast. (Zie de regelparameters P413 - P415)
regelwaarde worden veranderd.
100% komt overeen met de instelling in de parameter P411. 0% komt overeen met de instelling in
de parameter P410. De waarden voor de minimale en maximale uitgangsfrequentie (P104/P105)
kunnen niet worden onder- respectievelijk overschreden.
uitgangsfrequentie kan niet onder de geprogrammeerde waarde 'Minimale frequentie' in de
parameter P104 komen. (Geen draairichtingomkeer)
uitgangsfrequentie uit, wanneer de minimale frequentie P104 wordt bereikt.
koppelbehoefte in de FO vast te leggen. Deze functie kan bij hefinstallaties met een aparte
lastmeting voor een betere overname van de last worden gebruikt.
ingestelde analoge waarde komt daarbij overeen met een vermenigvuldigingsfactor van 1.
verbonden met de actuele-waardesensor (danser, drukmeter, doorstroommeter, enz.). De modus
(0-10V of 0/4-20 mA) wordt ingesteld in P401.
(bijvoorbeeld via een potentiometer). De actuele waarde moet op een andere ingang worden
aangesloten.
Zie voor verdere details over de procesregelaar in hoofdstuk 8.2.
actuele snelheid naar de master-FO over. Deze berekent uit zijn eigen snelheid, de slave-snelheid
en de hoofdsnelheid de actuele snelheid, zodat geen van beide aandrijvingen in de curve sneller
bewegen dan de hoofdsnelheid.
*) De grenswaarden worden door de parameter >minimale frequentie extra regelwaarden< P410
en de parameter >maximale frequentie extra regelwaarden< P411 bepaald.
Technische wijzigingen voorbehouden
Beschikbaar met optie
BSC STD
MLT
BU 0700 NL-1411