2.10 Elektrische aansluiting
2.10.1 Aansluitingen op het net en de motor
WAARSCHUWING
DEZE FREQUENTIEOMVORMERS MOETEN GEAARD ZIJN.
Een veilige exploitatie van de frequentieomvormer vereist dat het door gekwalificeerd personeel vakkundig
en volgens de in deze gebruiksaanwijzing vermelde instructies wordt gemonteerd en in bedrijf wordt gesteld.
Met name dient men de algemene en plaatselijke montage- en veiligheidsvoorschriften voor
werkzaamheden aan krachtstroominstallaties (bijvoorbeeld VDE, NEN, enz.) en de voorschriften over het
correcte gebruik van gereedschappen en persoonlijke beschermingsvoorzieningen op te volgen.
Bij de netspanningsingang en bij de aansluitklemmen van de motor kunnen gevaarlijke spanningen
aanwezig zijn, zelfs wanneer de frequentieomvormer buiten werking is. Gebruik bij deze klemmenvelden
steeds geïsoleerde schroevendraaiers.
Controleer of de ingangspanningsbron spanningsvrij is, voordat u verbindingen met de frequentieomvormer
tot stand brengt of wijzigt.
Zorg ervoor dat de frequentieomvormer en de motor voor de juiste aan te sluiten spanning geschikt zijn.
Aanwijzing: Wanneer synchrone motoren of meerdere motoren parallel op een apparaat worden aangesloten, moet de
frequentieomvormer worden overgezet naar een lineaire spannings-/frequentiekarakteristiek P211 = 0 en P212 = 0.
De aansluitklemmen voor de motor, de remweerstand en de besturingen bevinden zich aan de onderzijde van de
frequentieomvormer. Voor toegang tot de klemmen dienen de afdekkingen (deksel en rooster) te worden verwijderd. De
aansluitklemmen zijn nu aan de voorzijde vrij toegankelijk. Voor het inschakelen van de voedingsspanning dienen alle
afdekkingen weer te worden aangebracht.
In de regel worden eerst de net-, motor- en remweerstandskabels gelegd omdat de hiervoor noodzakelijke klemmen op de
onderste vermogenssprint zitten. Als kabeldoorvoer dient een gleufvormige uitsparing aan de onderzijde van de omvormer.
Aanwijzing: Bij gebruik van bepaalde adereindhulsen kan de maximaal aansluitbare kabeldiameter kleiner zijn.
Neem het volgende in acht:
1.
Zorg ervoor dat de spanningsbron de juiste spanning levert en voor de benodigde stroomsterkte bemeten is (zie hoofdstuk
7 Technische gegevens). Zorg ervoor dat geschikte vermogensschakelaars met het gespecificeerde nominale
stroomsterktebereik tussen de spanningsbron en de frequentieomvormer is geplaatst.
2.
Sluit de netspanning direct op de netklemmen L
3.
Voor de aansluiting van de motor dient een 4-aderige kabel te worden gebruikt. De kabel wordt aangesloten op de
motorklemmen U - V - W en op PE.
4.
Wanneer er afgeschermde kabels worden gebruikt, kan de kabelmantel tevens over een groot oppervlak op de
afschermingsbeugel worden geplaatst.
Aanwijzing: Het gebruik van afgeschermde kabels is absoluut noodzakelijk om aan de aangegeven ontstoringsgraad te
voldoen. (Zie ook hoofdstuk 8.4 EMC grenswaardeklassen)
BU 0700 NL-1411
- L
- L
en de aarde (PE) aan.
1
2
3
Technische wijzigingen voorbehouden
2 Montage en installatie
17