Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Verberg thumbnails Zie ook voor NORDAC SK 700E:
Inhoudsopgave

Advertenties

5.1.4 Regelingsparameters

Parameter
Instelwaarde / beschrijving / aanwijzing
P300 (P)
Servo–modus
0...1
Activeert de toerentalregeling met een toerentalmeting via de incrementele encoder bij de speciale
uitbreidingen PosiCon of Encoder (SK XU1-ENC, ...-POS).
[ 0 ]
Aanwijzing: De incrementele encoder moet voor de juiste werking op de speciale uitbreiding worden
P301
Pulstal incrementele encoder
0...17
Voor de invoer van het pulstal per omwenteling van de aangesloten incrementele encoder.
[ 6 ]
Wanneer de draairichting van de encoder niet met die van de omvormer overeenkomt (afhankelijk van
montage en bekabeling), kan hiermee rekening worden gehouden door de overeenkomstige negatieve
pulstallen 8...15 te selecteren.
P310 (P)
Toerentalregelaar P
0...3200 %
P-actie van de encoder voor het toerental (proportionele versterking).
[ 100 ]
Versterkingfactor waarmee het toerentalverschil uit instelfrequentie en actuele frequentie
vermenigvuldigd wordt. Een waarde van 100% betekent dat een toerentalverschil van 10% een
nominale waarde van 10% oplevert. Te hoge waarden kunnen toerentalresonanties veroorzaken.
P311 (P)
Toerentalregelaar I
0...800 % / ms
I-actie van de encoder voor het toerental (integratieaandeel)
[ 20 ]
Het integratieaandeel van de regelaar maakt het mogelijk om de regelafwijking volledig op te heffen.
De waarde geeft aan hoe groot de verandering van de nominale waarde per msec. is. Te lage waarden
maken de regelaar traag (naregeltijd wordt de lang).
P312 (P)
Koppelstroomregelaar P
0...800 %
Stroomregelaar voor de koppelstroom. Hoe hoger de parameters voor de stroomregelaar ingesteld
worden, des te nauwkeuriger wordt de nominale stroomwaarde aangehouden. Te hoge waarden voor
[ 200 ]
P312 leiden in het algemeen tot hoogfrequente oscillaties bij lage toerentallen. Hoge waarden van
P313 leiden daarentegen tot laagfrequente oscillaties over het gehele toerentalbereik. Wanneer bij
P312 en P313 de waarde "nul" wordt ingesteld, dan is de koppelstroomregelaar uitgeschakeld. In dat
geval worden alleen de instellingen van het motormodel gebruikt.
P313 (P)
Koppelstroomregelaar I
0...800 % / ms
I-actie van de koppelstroomregelaar. (Zie ook P312 >Koppelstroomregelaar P<)
[ 125 ]
P314 (P)
Grens koppelstroomregelaar
0...400 V
Legt de maximale spanningsstijging van de koppelstroomregelaar vast. Hoe hoger de waarde, des te
groter is de maximale werking die de koppelstroomregelaar kan uitoefenen. Te hoge waarden van
[ 400 ]
P314 kunnen met name tot instabiliteit bij de overgang naar het veldverzwakkingsbereik leiden (zie
P320). De waarde van P314 en P317 dient altijd ongeveer gelijk ingesteld te zijn, zodat de
veldverzwakkings- en koppelstroomregelaar gelijk begrensd zijn.
BU 0700 NL-1411
aan/uit
aangesloten (zie aansluiting incrementele encoder hoofdst. 3.3 of 3.5) en de pulstal moet
in de parameter P301 worden ingevoerd.
0 = 500 pulsen
1 = 512 pulsen
2 = 1000 pulsen
3 = 1024 pulsen
4 = 2000 pulsen
5 = 2048 pulsen
6 = 4096 pulsen
7 = 5000 pulsen
17 = +8192 pulsen
Technische wijzigingen voorbehouden
5.1.3 Motorgegevens
Beschikbaar met optie
8 = -500 pulsen
9 = -512 pulsen
10 = -1000 pulsen
11 = -1024 pulsen
12 = -2000 pulsen
13 = -2048 pulsen
14 = -4096 pulsen
15 = -5000 pulsen
16 = -8192 pulsen
ENC POS
ENC POS
ENC POS
ENC POS
ENC POS
ENC POS
ENC POS
73

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave