Basisbedrijf
5-5
Instellen van de frequentiereferentie
5-5-1 Selecteren van de frequentiereferentie
In de volgende beschrijving wordt informatie gegeven over het instellen van
de frequentiereferentie in de frequentieregelaar. Selecteer de methode naar
gelang de bedieningsmode. Afstandsmode: Selecteer één van de vijf
frequentiereferenties en stel deze in n03 in. Lokale mode: Selecteer één van
de twee frequentiereferenties en stel deze in n07 in.
!
Selecteren van de frequentiereferentie (n03) in de
afstandsmode
• Selecteer de ingangsmethode voor frequentiereferenties in de afstandsmode.
• Er zijn vijf frequentiereferenties beschikbaar in de afstandsmode. Selecteer een ervan in
overeenstemming met de toepassing.
n03
Frequentiereferentie-selectie
Instel-
0 tot 4
bereik
Instelwaarden
Waarde
0
De FREQ-regelknop op de digitale bedieningsmodule wordt geactiveerd. (zie opm. 1)
1
Frequentiereferentie 1 (n21) wordt geactiveerd.
De klem van de frequentiereferentiebesturing (voor 0 tot 10V ingang) wordt
2
geactiveerd. (zie opm. 2)
3
De klem van de frequentiereferentiebesturing (voor 4 tot 20mA stroomingang) wordt
geactiveerd. (zie opm. 3)
4
De klem van de frequentiereferentiebesturing (voor 0 tot 20mA stroomingang) wordt
geactiveerd. (zie opm. 3)
Opm. 1. De maximale frequentie (FMAX) wordt ingesteld wanneer de FREQ regelknop op
MAX wordt gezet.
Opm. 2. De maximale frequentie (FMAX) wordt ingesteld met een ingang van 10 V.
Opm. 3. De maximale frequentie (FMAX) wordt ingesteld met een ingang van 20 mA, op
voorwaarde dat SW8 op de besturingsprint wordt overgeschakeld van V naar I.
• De in n03 ingestelde frequentiereferentie functioneert als frequentiereferentie 1 wanneer
de frequentieregelaar in bedrijf met getrapt toerental staat. De instelwaarden in n22 t/m
n28 voor frequentiereferentie 2 t/m 8 worden geactiveerd.
5-8
Eenheid
1
van de
instelling
Beschrijving
Hoofdstuk 5
Wijzigt tijdens
bedrijf
Standaard-
instelling
Nee
0