Inhoudsopgave
Advertenties
Proefdraaien
3
Initialisering van parameters
• Initialiseer de parameters middels de volgende procedure.
• Zet om de parameters te initialiseren n01 op 8 (tweedraadsinitialisatie).
Toetsvolgorde
In circa 1 s.
4
Instellen van de motorstroom-parameter
• Stel de motorstroom-parameter in n32 in om te voorkomen dat de motor doorbrandt als
gevolg van overbelasting.
!
Instelling van de nominale motorstroom
• Controleer de nominale stroom op het motorplaatje en stel de motorstroom parameter in.
• Deze parameter is voor de elektronische thermische functie voor motoroverbelastings-
detectie (OL1). Door de juiste parameter in te stellen zal de overbelaste motor beveiligd
worden tegen doorbranden.
n32
Nominale motorstroom
0,0% tot 120% (A) van nominaal-
Instel-
stroom op het motorplaatje.
bereik
Opm. 1. De standaard nominale stroom van de maximaal toepasbare motor is de default
nominale motorstroom.
Opm. 2. Motoroverbelastingsdetectie (OL1) wordt gedeactiveerd door de parameter op 0,0
te zetten.
Indicator
Voorbeeld
weergave
Stroom ingeschakeld
Druk net zolang op de mode-toets totdat de PRGM-
indicator gaat branden.
Druk op de Enter-toets. De op n01 betrekking
hebbende gegevens zullen worden weergegeven.
Zet n01 op 8 met behulp van de omhoog- of omlaag-
toets. Het display zal gaan knipperen.
Druk op de Enter-toets zodat de ingestelde waarde
ingevoerd wordt; het data display licht nu op.
Het parameternummer zal worden weergegeven.
Eenheid
0,1 A
van de
instelling
Hoofdstuk 4
Toelichting
Wijzigt tijdens
bedrijf
Standaard-
instelling
Nee
(zie
opm. 1)
4-7
Advertenties
Inhoudsopgave
