Toepassen van de frequentieregelaar met een motor
• Trillingen
Bij de 3G3JV-serie wordt gebruik gemaakt van PWM-besturing met hoge schakelfrequentie
om het trillen van de motor te reduceren. Wanneer de motor werkt met de
frequentieregelaar, is het trillen van de motor bijna hetzelfde als wanneer de motor werkt
op netspanning.
Maar in de volgende gevallen bestaat de kans dat de motor harder gaat trillen.
•Resonantie met de eigenfrequentie van het mechanische systeem
Neem met name voorzorgsmaatregelen hiervoor wanneer een machine die in
bedrijf is geweest bij constante snelheid, moet gaan draaien in de regelbare-
snelheidsmode.
Als er resonantie optreedt, monteer dan trilvrije rubbers op de motorgrondplaat.
•Onbalans van de rotor
Neem met name voorzorgsmaatregelen hiervoor wanneer de motor draait bij
hoge snelheid (60 Hz of meer).
• Ruis
De ruis is bijna hetzelfde als wanneer de motor werkt op netspanning. De ruis van de motor
wordt echter groter wanneer de motor bij een snelheid draait die hoger is dan de nominale
snelheid (60 Hz).
!
Toepassen van frequentieregelaar in combinatie met speciale
motoren
• Motor met toerentalregeling door ompolen
De nominale ingangsstroom van motoren met toerentalregeling door ompolen verschilt van
die van standaardmotoren. Kies daarom een voor de betreffende toepassing geschikte
frequentieregelaar in overeenstemming met de maximale ingangsstroom van de toe te
passen motor.
Controleer altijd voordat het aantal polen wordt omgeschakeld, of de motor stilstaat.
Anders zal het overspannings- of overstroomveiligheidsmechanisme in werking treden, met
een fout als gevolg.
• Dompelmotor
De nominale ingangsstroom van dompelmotoren is hoger dan die van standaardmotoren.
Kies daarom altijd een frequentieregelaar door te kijken naar de nominale uitgangsstroom
ervan.
Wanneer de afstand tussen de motor en frequentieregelaar groot is, neem dan een kabel
die dik genoeg is om de motor en frequentieregelaar aan te sluiten zodanig dat reductie
van het motorkoppel voorkomen wordt.
Hoofdstuk 10
10-3