Proefdraaien
4-2
Voorbeeld van bedrijf
1
Aansluiten van de voeding
!
Controlepunten vóór het aansluiten van de voeding
• Controleer of de voeding de juiste spanning heeft en of de uitgangsklemmen van de
motor (R/L1, S/L2 en T/L3) op de juiste wijze zijn aangesloten op de motor.
3G3JV-A2!: Driefasen 200 tot 230 V AC
3G3JV-AB!: Eénfase 200 tot 240 V AC (Bedraad R/L1 en S/L2)
• Controleer of de uitgangsklemmen van de motor (U/T1, V/T2 EN W/T3) en het stuur-
apparaat op de juiste wijze zijn aangesloten op de motor.
• Controleer of de klemmen van het besturingscircuit en het stuurapparaat op de juiste
wijze bedraad zijn. Controleer of alle klemmen van het besturingscircuit uitgeschakeld
zijn.
• Zet de motor in de nullaststatus (d.w.z. niet gekoppeld aan het mechanische systeem).
!
Aansluiten van de voeding
• Sluit na voltooiing van bovenstaande controles de voeding aan.
2
Controle van de status op het display
• Als het display normaal is bij het aansluiten van de voeding, dient er het volgende te
verschijnen op het display:
Normaal
RUN-indicator: Knippert
ALARM-indicator: Uit
Indicatoren voor instellen/controleren: FREF, FOUT of IOUT is aan.
Data display: De gegevens die corresponderen met de verlichte indicator, worden
weergegeven.
• Wanneer er zich een storing heeft voorgedaan, dan zullen de bijzonderheden van de
storing worden weergegeven. Raadpleeg in dat geval Hoofdstuk 7 Onderhouds-
werkzaamheden en neem de noodzakelijke maatregelen.
Storing
RUN-indicator: Knippert
ALARM-indicator: Is aan (storingsdetectie) of knippert (alarmdetectie)
Indicatoren voor instellen/controleren: FREF, FOUT of IOUT is aan.
Data display: De storingscode, bijv. UV1, wordt weergegeven. De weergave verschilt,
afhankelijk van het type storing.
4-6
Hoofdstuk 4