Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Wilo Stratos GIGA2.0-I Inbouw- En Bedieningsvoorschriften pagina 94

Verberg thumbnails Zie ook voor Stratos GIGA2.0-I:
Inhoudsopgave

Advertenties

nl
Gebruikswijze selecteren
Analoge ingang (AI3)
Niet geconfigureerd
Gewenste waarde-gever
Verschildruksensor
Temperatuursensor
Externe sensor
Fig. 85: Instellingsdialoog actuele waardege-
ver
Signaaltype analoge ingang (AI3)
Voor temperatuursensor
PT1000
0 – 10 V
2 – 10 V
0 – 20 mA
4 – 20 mA
Fig. 86: Signaaltype
Min-signaal/waarde-toewijzing
Analoge ingang (AI2)
Signaalwaarde
Bijbehorende waarde
Fig. 87: Min-signaal/waarde-toewijzing actu-
ele waardegever
Max-signaal/waarde-toewijzing
Analoge ingang (AI2)
Signaalwaarde
Bijbehorende waarde
Fig. 88: Max-signaal/waarde-toewijzing ac-
tuele waardegever
94
In het menu
1.
„Externe interfaces"
Gebruik de analoge ingang als
werkelijke waarde-ingang voor
2.
Selecteer „Functie analoge ingang AI1" ...  „Functie analoge ingang AI4"
de
temperatuursensor
, bijvoorbeeld voor de
temperatuur T-c.
3.
„Analoge ingang instellen".
Eerst gebruikswijze selecteren:
Als sensoringang één van de gebruikswijzen „Verschildruksensor", „Temperatuursensor" of
„Externe sensor" kiezen.
Na selectie van een actuele waardegever, het „Signaaltype" selecteren:
Bij selectie van het signaaltype „PT1000" zijn alle instellingen voor de sensoringang afgeslo-
ten, alle anderen signaaltypen vereisen verdere instellingen.
Stel de analoge ingang in op het
signaaltype 0 ... 20 mA.
Voor de overdracht van analoge signaalwaarden naar actuele waarden wordt de overdrachts-
drempel gedefinieerd. Hiertoe wordt het minimale en maximale steunpunt van de karakteris-
tiek aangegeven en de daarbij behorende actuele waarden aangevuld (MIN-signaal/waarde-
toewijzing en MAX-signaal/waarde-toewijzing).
De waarde voor het min-signaal beschrijft de onderste signaalwaarde van de overdrachtshel-
ling bij de bijbehorende waarde 0%. Dat komt in dit voorbeeld overeen met 0,0 mA voor
-10 °C.
Minimaal punt van de
actuele waarde-karakteristiek voor
temperatuursensor
vastleggen.
Met invoer van het minimum- en maximale karakteristieksteunpunt is de invoer afgesloten.
De waarde voor het max-signaal beschrijft de bovenste signaalwaarde van de overdrachts-
helling bij de bijbehorende waarde 100%. Dat komt in dit voorbeeld overeen met 20,0 mA
voor 120 °C.
Maximaal punt van de
actuele waarde-karakteristiek voor
temperatuursensor
vastleggen.
Selecteer in het menu
1.
„Externe interfaces"
2.
Selecteer „Functie analoge ingang AI1" ...  „Functie analoge ingang AI4"
3.
„Temperatuurcorrectie" en stel de correctiewaarde (offset) in.
„Instellingen"
LET OP
Wanneer in het menu „Gebruikswijze selecteren" reeds een andere ge-
bruikswijze als „Niet geconfigureerd" is ingesteld, controleren, of de ana-
loge ingang reeds voor een andere gebruikswijze wordt gebruikt.
Eventueel moet een andere bron worden geselecteerd.
LET OP
Als de analoge ingang is geconfigureerd op het signaaltype PT1000 voor
een temperatuursensor, dan kan bij een sensorkabellengte van meer dan
3 m een „temperatuurcorrectiewaarde" worden ingesteld om de elektri-
sche weerstand te compenseren.
LET OP
Wanneer het signaaltype PT1000 is geselecteerd, is het mogelijk om een
temperatuurcorrectiewaarde voor de gemeten temperatuur in te stellen.
Daardoor kan de elektrische weerstand van een lange sensorkabel worden
gecompenseerd.
„Instellingen"
Inbouw- en bedieningsvoorschriften • Wilo-Stratos GIGA2.0-I/-D/-B • Ed.01/2024-08

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Stratos giga2.0-dStratos giga2.0-b

Inhoudsopgave