nl
10.2
Gedrag na het inschakelen van de
voedingsspanning bij de eerste in-
bedrijfname
50
WAARSCHUWING
Er bestaat gevaar voor brand- of vrieswonden bij het aanraken
van de pomp/installatie.
Afhankelijk van de bedrijfstoestand van de pomp en installatie (tempera-
tuur van het medium) kan de gehele pomp zeer heet of zeer koud wor-
den.
• Tijdens het bedrijf afstand houden!
• Laat de installatie en de pomp afkoelen tot ruimtetemperatuur!
• Bij werkzaamheden altijd veiligheidskleding, veiligheidshandschoenen
en veiligheidsbril dragen.
GEVAAR
Gevaar voor persoonlijk letsel en materiële schade door ex-
treem hete of koude vloeistof onder druk!
Afhankelijk van de temperatuur van het medium kan bij het volledig ope-
nen van de ontluchtingsvoorziening extreem heet of extreem koud me-
dium in vloeibare of gasvormige toestand vrijkomen. Afhankelijk van de
systeemdruk kan de vloeistof er onder hoge druk uitschieten.
• Open de ontluchtingsvoorziening altijd heel voorzichtig.
• Bescherm de elektronicamodule bij het ontluchten tegen lekkend wa-
ter.
1.
Vul en ontlucht de installatie op deskundige wijze.
2.
Open bovendien de ontluchtingsventielen (Fig. I, pos. 28) en ontlucht de pomp.
3.
Draai de ontluchtingsventielen na het ontluchten weer vast, zodat er geen water meer
kan ontsnappen.
VOORZICHTIG
Onherstelbare schade aan de verschildruksensor!
• Ontlucht nooit de verschildruksensor!
LET OP
• Zorg ervoor dat de minimumtoevoerdruk altijd aanwezig is!
•
Om cavitatiegeluiden en -schade te voorkomen, moet een minimumtoevoerdruk op de
zuigaansluiting van de pomp gegarandeerd zijn. De minimumtoevoerdruk hangt af van
de bedrijfssituatie en het bedrijfspunt van de pomp. Op basis hiervan moet de mini-
mumtoevoerdruk worden vastgelegd.
•
Belangrijke parameters om de minimumtoevoerdruk te bepalen, zijn de NPSH-waarde
van de pomp op het bedrijfspunt en de dampdruk van het medium. De NPSH-waarde
vindt u in de technische documentatie van het betreffende pomptype.
LET OP
Bij het opvoeren uit een open reservoir (bijv. een koeltoren) moet altijd
voor voldoende vloeistof boven de zuigaansluiting van de pomp worden
gezorgd. Op die manier kan de pomp niet drooglopen. De minimumtoe-
voerdruk moet worden aangehouden.
Zodra de voedingsspanning is ingeschakeld, wordt het display gestart. Dit kan enkele se-
conden duren. Na de afgesloten startprocedure kunnen instellingen worden ingevoerd (zie
het hoofdstuk „Regelfuncties" [" 57]).
Tegelijkertijd begint de motor te draaien.
Inbouw- en bedieningsvoorschriften • Wilo-Stratos GIGA2.0-I/-D/-B • Ed.01/2024-08