Download Print deze pagina

Grundfos SQ Installatie- En Bedieningsinstructies pagina 239

Advertenties

Beschikbare talen
  • NL

Beschikbare talen

  • DUTCH, pagina 230
6.8.2 Installatiediepten
Max. installatiediepte onder het statisch waterpeil:
150 meter, zie afb. 11.
Min. installatiediepte onder het dynamisch waterpeil:
Verticale installatie:
Tijdens opstarten en bedrijf dient de pomp altijd
volledig ondergedompeld te zijn in het water.
Horizontale installatie:
De pomp moet zich na installatie en tijdens
bedrijf ten minste 0,5 m onder het dynamisch
waterpeil bevinden.
Als het risico bestaat dat de pomp door modder
wordt bedekt, moet de pomp altijd in een koel-
mantel worden gemonteerd.
6.8.3 Pomp laten zakken
Het verdient aanbeveling te pomp vast te zetten met
een beveiligingskabel (zie afb. 11, pos. 2).
Vier de beveiligingskabel zodanig dat de kabel niet
meer belast wordt en bevestig de kabel met behulp
van kabelwartels aan de bronafdichting.
De beveiligingskabel mag in geen geval
Voorzichtig
gebruikt worden om de pomp en de stijglei-
ding uit het brongat te hijsen.
Gebruik de motorkabel niet om de pomp te
Voorzichtig
laten zakken of op te hijsen.
7. Opstarten
Vergewis u ervan dat de pomp minstens evenveel
vloeistof pompt als de bron oplevert.
Start de pomp pas als deze volledig is ondergedom-
peld.
De pomp mag pas worden gestopt wanneer het
medium schoon is, anders kunnen namelijk de
onderdelen van de pomp en de terugslagklep ver-
stopt raken.
8. Bedrijf
8.1 Minimum volumestroom
Om er zeker van te zijn dat de motor voldoende
wordt gekoeld, mag de volumestroom van de pomp
nooit lager worden ingesteld dan op 50 l/h.
Een plotselinge daling van de volumestroom kan
optreden doordat de pomp meer water pompt dan de
bron oplevert. Schakel de pomp in dat geval uit en
verhelp het probleem.
De droogloopbeveiliging functioneert uit-
Voorzichtig
sluitend bij bedrijf binnen het aanbevolen
capaciteitsbereik van de pomp.
8.2 Selectie en instellen voordruk
membraanvat en afstellen van
de drukschakelaar
Waarschuwing
De installatie moet zijn ontworpen voor de
maximum pompdruk.
Aangezien de pomp is uitgerust met een softstarter
met een aanlooptijd van 2 seconden, zal tijdens het
starten de druk bij de drukschakelaar en het mem-
braanvat lager zijn dan de inschakeldruk van de
pomp, die op de drukschakelaar is ingesteld (p
Deze lagere druk wordt aangeduid als de minimum
druk (p
).
min
p
is gelijk aan de gewenste minimum druk op het
min
hoogste tappunt vermeerderd met de statische
opvoerhoogte en het leidingverlies in de leiding
vanaf de drukschakelaar tot aan het hoogste tappunt
(p
= B + C), zie afb. 12.
min
Druk-
schakelaar
C
B
A
Q
max
Membraanvat
Afb. 12
A:
Statische opvoerhoogte + leidingverlies
vanaf het dynamische waterpeil tot het
membraanvat.
B:
Statische opvoerhoogte + leidingverlies
vanaf het membraanvat tot het hoogste tap-
punt.
C:
Minimum druk bij het hoogste tappunt.
Wees er zeker van, dat de geselecteerde
pomp een druk geeft hoger dan p
Voorzichtig
A.
p
:
Voordruk van membraanvat.
pre
p
:
Gewenste minimum druk.
min
p
: Inschakeldruk ingesteld op drukschakelaar.
insch.
p
: Uitschakeldruk ingesteld op drukschakelaar.
uitsch.
Q
:
Maximum capaciteit bij p
max
).
insch.
p
uitsch.
p
insch.
p
min
p
pre
Q
+
uitsch.
.
min
239

Advertenties

loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Sqe