3 Doelmatig gebruik
3.1 Aanwijzing voor productaansprakelijkheid
Door het niet doelmatig gebruiken van het product kan het functio-
neren en de voorziene bescherming geschaad worden. Dit heeft ver-
lies van alle aansprakelijkheid op vorderingen tot gevolg!
Let op dat in de volgende gevallen de aansprakelijkheid op de bedie-
ner/gebruiker overgaat:
• Het product wordt op een manier gebruikt die niet overeenkomt
met het bedieningsvoorschrift, in het bijzonder de veiligheids-
aanwijzingen, handelingsinstructies en het hoofdstuk "Doelma-
tig gebruik".
• De informatie voor inzet- en omgevingsvoorschriften () worden
niet aangehouden.
• Het product wordt door personen gebruikt die niet voldoende
voor de desbetreffende taak gekwalificeerd zijn.
• Het product wordt zonder toestemming gewijzigd.
3.2 Toepassingsdoel
De regelaar bewaakt de meetwaarden bij de waterzuivering en stuurt
de doseersystemen die voor de waterzuivering zijn aangesloten aan.
De regelaar zorgt op deze manier voor constante waterparameters in
verschillende toepassingen en kan universeel worden gebruikt. Een
van de hoofdtoepassingen is het behouden van de waterkwaliteit in
zwembaden en in industriële installaties door de meting van onder
andere de chloorwaarde, de pH-waarde, de redoxwaarde, het totale
chloor en de geleidbaarheid en aansturing van chloorgasdoseerin-
stallaties te analyseren.
3.3 Voorspelbare foutieve toepassingen
Hierna vindt u informatie over welke toepassingen van het apparaat
niet doelmatig zijn. Dit hoofdstuk zal het mogelijk maken om bedie-
ningsfouten al in het beginstadium als zodanig te herkennen en te
vermijden.
De te voorziene foute toepassingen zijn toegewezen in de volgende
stadia waarin ze verkeren:
Foute montage
• Aansluiting van de voedingsspanning zonder aarding
• Niet beveiligde netspanning of netspanning die niet overeen-
komstig de norm is
• Scheiding van de voedingsspanning is niet resp. niet gemakke-
lijk genoeg uit te voeren
• Foutieve aansluitleidingen voor netspanning
• Sensoren en actuatoren op de verkeerde klemmen aangesloten
of verkeerd geconfigureerd
• Verwijderde aardleiding
Foutieve ingebruikname
• Inbedrijfstelling met beschadigde of verouderde sensoren
• Inbedrijfstelling zonder het nemen van alle veiligheidsmaatre-
gelen, het aansluiten van alle bevestigingen enzovoort.
Foute bediening
• Beschermingsinrichting functioneert niet naar behoren of wordt
gereduceerd
• Zelf uitgevoerde ombouw van de regelaar
• Negeren van alarm- of foutmeldingen
• Verhelpen van alarm- of foutmeldingen door niet voldoende ge-
kwalificeerd personeel
• Overbruggen van de externe zekering
• Bediening bemoeilijkt door onvoldoende verlichting of slechte
toegang tot het apparaat
• Bediening niet mogelijk door vuil en slecht leesbaar display
Foutief onderhoud
• Het uitvoeren van onderhoud terwijl de pomp in bedrijf is
• Geen toereikende en regelmatige controle op goed functione-
ren
• Geen vervanging van beschadigde onderdelen of kabels
• Geen bescherming tegen terug inschakelen tijdens onderhouds-
werkzaamheden
• Gebruik van verkeerde reserveonderdelen
3 | Doelmatig gebruik
9