8 Inbedrijfstelling
Bij de eerste inbedrijfstelling krijgt u een configuratieassistent te
zien voor de belangrijkste instellingen:
• Selecteer taal
• Meetwaarden selecteren voor de geïnstalleerde ingangsmodu-
les
• Ingangen toewijzen aan de regelaars
• Een functie toewijzen aan uitgangsmodules
De waarden die u nu kunt configureren, kunnen alleen in de configu-
ratieassistent worden ingesteld, met uitzondering van de taal! Voor
de meer specifieke instellingen moet u daarentegen naar de subme-
nu's gaan.
AANWIJZING
Beïnvloeding van de meetresultaten
De meetresultaten van de meetingangen met hoge impedantie kun-
nen in de eerste 24 uur door de warmteontwikkeling in de behuizing
van de TOPAX
®
MC-regelaar nadelig worden beïnvloed.
u Activeer de TOPAX
®
MC-regelaar 24 uur vóór de inbedrijfstel-
ling.
u Houd rekening met de beïnvloeding door de warmteontwikke-
ling en pas de meetresultaten pas 24 uur na het activeren van de
TOPAX
®
MC-regelaar aan.
8.1 Configuratieassistent
De configuratieassistent verschijnt automatisch wanneer je het appa-
raat voor de eerste keer opstart. Start de configuratieassistent hand-
matig in
M e n u 2
onder
I n s t e l l i n g e n
C o n f i g u r a t i e a s s i s t e n t
.
Je kunt vooruit en achteruit navigeren in de configuratieassistent met
de pijltjes.
Taal
Selecteer de taal op dit tabblad. Indien nodig kun je de taal later wij-
zigen onder
I n s t e l l i n g e n
(→ Taal wijzigen [} 49]).
Ingangen
Stel voor de gebruikte ingangsmodules de gewenste meetwaarde in.
Je kunt de meting uitschakelen door het selectievakje
uit te schakelen.
Regelaar
in dit tabblad kunt u ingangen toewijzen aan maximaal vier rege-
laars. Selecteer een sensor of een virtuele ingang als ingang (voor
meer informatie → Regelaar [} 31]).
Houd er rekening mee dat de regelaars 1 tot 4 vast zijn toegewezen
aan de uitgangsmodules 1 tot 4.
Digitale uitgangen
In dit tabblad kunt u een functie toewijzen aan de uitgangsmodules.
U krijgt alleen vrije uitgangsmodules te zien die nog niet zijn toege-
wezen. Er zijn verschillende bedieningsfuncties beschikbaar, zoals
alarmuitgang, timer en mediumdosering. Let erop dat de mediumdo-
sering alleen aan de 2e digitale uitgangen van een uitgangsmodule
kan worden toegewezen.
8.2 Wachtwoordbescherming
De wachtwoordbeveiliging van het apparaat is standaard gedeacti-
veerd. U kunt het apparaat op drie niveaus met wachtwoorden bevei-
ligen tegen toegang tot bepaalde functies. Het huidig ingestelde ni-
veau wordt u getoond in de linkerbovenhoek naast het slot-picto-
gram.
Tab. 30: Wachtwoordbescherming: Niveaus
C o n f i g u r a t i e
→
→
De volgende wachtwoorden zijn standaard ingesteld:
1. niveau: 0001
2. niveau: 0002
3. niveau: 0003
Wachtwoordbeveiliging configureren
1. Druk op het hangslotpictogram in de linkerbovenhoek om de
g e a c t i v e e r d
2.
De wachtwoordbeveiliging moet zijn geactiveerd om de volgende
stappen te ontgrendelen.
Niveau
Vrijgegeven functies
1
Eenvoudige instellingen voor dagelijks gebruik
Hier is het configureren van de in- en uitgangen en het
afstellen van de sensoren vrijgegeven.
2
Dit niveau is nodig voor de configuratie van het appa-
raat en mag alleen door ervaren gebruikers worden
gebruikt.
Servicemenu
Dit niveau wordt voornamelijk gebruikt voor onder-
houdswerkzaamheden, zoals het vervangen van senso-
3
ren, software-updates of netwerkinstellingen. Hier be-
staat bovendien de mogelijk om wachtwoordbeveili-
ging voor afzonderlijke niveaus te activeren.
INFORMATIE
wachtwoordbeveiliging te configureren.
W a c h t w o o r d a c t i e f
: Selecteer of de wachtwoordbeveiliging
moet worden gedeactiveerd of geactiveerd en voor welke ni-
veaus de wachtwoordbeveiliging geldt. Het deactiveren van de
wachtwoordbeveiliging en het activeren van de wachtwoordbe-
veiliging voor afzonderlijke niveaus is alleen mogelijk als u op
niveau 3 bent aangemeld.
INFORMATIE
8 | Inbedrijfstelling
25