7 Installatie
7.1 Principes
Zorg ervoor dat de installatieplaats aan de volgende voorwaarden
voldoet:
• Het display moet goed bereikbaar en zichtbaar zijn.
• Houd onder het apparaat ruimte vrij om kabels te leggen. U
moet de kabels zonder knikken en beschadigingen kunnen leg-
gen.
• Verschillende kabels (bijvoorbeeld voedingskabels, gegevenska-
bels en gevoelige kabels voor meetdoeleinden) moet altijd af-
zonderlijk worden gelegd. De verschillende kabels mogen elkaar
daarbij alleen in een hoek van 90° kruisen om beïnvloedingen te
voorkomen.
• Elektrische, magnetische en elektromagnetische velden beïn-
vloeden de signaaloverdracht en kunnen elektrische apparaten
verstoren.
• De toegestane omgevingstemperaturen moeten worden aange-
houden (→ Technische gegevens [} 11]).
7.2 Het apparaat is op de muur gemonteerd.
ü De benodigde hulpmiddelen zijn aanwezig: Montageset, boor-
machine en gleufschroevendraaier
1. Boor de vier gaten in de muur om het apparaat te bevestigen
(voor de exacte afmetingen → Afmetingen [} 14]).
2. Draai de schroef aan de rechterkant van het apparaat los en trek
2930313233343536
de ronde staaf eruit.
3. U kunt het apparaat nu openen.
4. Open het apparaat en gebruik de schroeven voor de wandmon-
tage. Let erop dat u het apparaat goed op de muur bevestigt.
5. Sluit het apparaat weer met behulp van de ronde staaf.
O Het apparaat is op de muur gemonteerd.
7.3 Sluit het apparaat aan op de voeding
De voeding van het apparaat is via een normale stekker (CEE 7/4) of
via een schakelkast mogelijk. Voer bij apparaten zonder voorgemon-
teerde stekker (CEE 7/4) de stappen in dit hoofdstuk uit.
ü Het apparaat is geïnstalleerd (→ Het apparaat is op de muur ge-
monteerd. [} 15]).
ü Er staat een voeding met 100 − 240 V AC (50/60 Hz) ter beschik-
king.
ü De voeding is onderbroken en beveiligd tegen opnieuw inscha-
kelen.
ü De behuizing is geopend.
ü De benodigde hulpmiddelen zijn aanwezig:
adereindhulzen 0,75 - 2,5 mm²
Levensgevaar door stroomschokken!
Onjuiste installatie of beschadigde onderdelen van de elektrische in-
stallatie kunnen tot verwondingen leiden.
u Zorg ervoor dat werkzaamheden aan de elektrische installatie al-
leen door een elektromonteur worden uitgevoerd.
u Zorg ervoor dat werkzaamheden aan de elektrische installatie al-
leen worden uitgevoerd als de installatie niet onder spanning
staat.
u Zorg ervoor dat de voeding met een aardlekschakelaar is bevei-
ligd.
u Vervang beschadigde kabels of onderdelen onmiddellijk.
1. Breng de adereindhulzen op de uiteinden van de kabels aan als
de voedingskabel nog niet van adereindhulzen is voorzien.
2. Open de behuizing van het apparaat.
3. Haal de voedingskabel door een kabelwartel aan de onderkant
van het apparaat.
4. Draai zo lang aan de wartelmoer van de kabelwartel tot de lei-
ding goed in de wartel zit en de wartel als trekontlasting kan
dienen. Let erop dat de voedingskabel niet te strak is getrokken.
5. Sluit de voeding op de klemmen 44 − 52 aan. Let daarbij op de
verdeling in aardingskabels (PE, groen-geel*), nulleiders (N,
blauw*) en de fase (L, bruin*) op de printplaat.
41 42 43
*Geldt voor de kernkleuren van de kabels van de fabrikant (geen
aansprakelijkheid wordt aanvaard voor kabels van andere
fabrikanten) en alleen voor Europese stekkers.
Fig. 7: Aansluiten van de voedingsspanning
O Apparaat aangesloten op de voeding.
Er zijn maar drie van de negen klemmen nodig om de voeding aan te
sluiten. U kunt de vrije klemmen gebruiken om meer apparaten te
voeden. De maximale schakelstroom bedraagt maximaal 4 A.
Contactstekker,
@
GEVAAR
44 45 46
47 48 49
PE
N
INFORMATIE
7 | Installatie
50 51 52
L
15