Inspectie/onderhoud
7
Inspectie-/onderhoudswerkzaamheden diagnose-eenheid /DUE
Analyse-eenheid instellen en monteren
Aansluiting van de elektronica
172
Technische handleiding – Draaistroommotoren
ü De motor en alle aangesloten opties zijn stroomloos geschakeld.
ü De motor is beveiligd tegen ongewenst inschakelen.
1. Stel de slijtagegrens in met de DIP-switches.
2. Schroef
de
analyse-eenheid
SEW‑EURODRIVE.
3. Sluit de sensor aan, zie het hoofdstuk "Aansluiting van de sensor" (→ 2 174).
4. Kalibreer de oneindig-waarde, zie het hoofdstuk "Oneindig-waarde kalibre-
ren" (→ 2 176).
5. Monteer de sensor in de rem, zie het hoofdstuk "Inbouw van de sen-
sor" (→ 2 177).
6. Leg de kabel aan, zie het hoofdstuk "Kabelgeleiding" (→ 2 178).
7. Kalibreer de nulwaarde, zie het hoofdstuk "Nulwaarde kalibreren" (→ 2 178).
8. Om de functie te controleren meet u van klem 5k tot 10k de spanning. Schakel de
rem in en controleer of er 24 V op staat.
9. Om te controleren of de luchtspleet zich in het toegestane bereik bevindt, meet u
de stroomsterkte tussen klem 4k en 10k. Vergelijk de waarde met het bereik in het
diagram in het hoofdstuk "Uitgangssignalen voor de functie- en slijtagebewa-
king" (→ 2 175).
De functie- en slijtagebewaking wordt aan de hand van het volgende schema aange-
sloten. De maximaal toegestane kabeldoorsnede bij de klemmen "k" bedraagt
2
1.5 mm
met adereindhuls zonder kunststof kraag, 0.75 mm
aanbevolen kabeldoorsnede bij de klem "k" bedraagt 0.5 mm
kunststof kraag.
AANWIJZING
Gebruik bij de bedrading van de analyse-eenheid afgeschermde kabels. Sluit het
scherm aan op het GND-potentiaal c.q. gebruik daarvoor de afschermingsplaat van
de signaalverwerking.
•
Sensorleidingen moeten altijd gescheiden van andere geschakelde vermogenska-
bels worden aangelegd, als deze niet zijn afgeschermd.
•
Zorg voor een geschikte potentiaalvereffening tussen de aandrijving en schakel-
kast.
in
de
klemmenkast
2
met kunststof kraag. De
2
met adereindhuls met
na
overleg
met