10. Problemen met het product opsporen
Lees de veiligheidsinstructies voordat u een diagnose stelt en volg deze op.
Houd u aan alle voorschriften die van toepassing zijn op pompen die zijn opgesteld in
explosiegevaarlijke omgevingen.
Zorg dat er geen werkzaamheden worden uitgevoerd in mogelijk explosiegevaarlijke omgevingen.
Voordat u een storing vaststelt, dient u het volgende te controleren:
•
De zekeringen zijn verwijderd of de hoofdschakelaar is uitgeschakeld.
•
De voedingsspanning kan niet onbedoeld worden ingeschakeld.
•
Alle draaiende onderdelen zijn gestopt met bewegen.
Voer geen isolatietests uit om de isolatieweerstand van AUTOADAPT pompen te meten, aangezien
dit de ingebouwde elektronica kan beschadigen.
Gerelateerde informatie
8. Onderhoud en service
10.1 De pomp werkt niet.
Oorzaak
De droogloopsensoren zijn niet in vloeistof
ondergedompeld.
Uitsluitend driefasenpompen: De pomp is met
de verkeerde fasevolgorde aangesloten op de
voedingsspanning.
De zekeringen in de elektrische installatie zijn
doorgebrand.
Storing in de voeding, kortsluiting of aardlek in de
voedingskabel of de motorwikkelingen.
Storing in de motorelektronica.
Neerslag op niveau- of droogloopsensoren.
Kalibratietimeout/Signaalstoring van de
droogloopsensor.
Sensorlimiet 2 is overschreden.
34
Oplossing
•
Laat het vloeistofniveau na het inschakelen stijgen
tot de droogloopsensoren in de vloeistof zijn
ondergedompeld.
•
Verwissel L1 en L2.
•
Vervang de doorgebrande zekeringen. Als ook
de nieuwe zekeringen doorbranden, dienen de
elektrische installatie en de voedingskabel te
worden nagekeken.
•
Laat de voedingskabel en motor controleren en
repareren door een bevoegd elektricien.
•
Laat de motor controleren en repareren door een
servicemonteur van Grundfos.
•
Reinig de sensor(en).
•
Controleer de droogloopsensoren.
•
Controleer het waterniveau.
•
Controleer de sensor.
•
Controleer het pompdebiet.