Positie van niveau- en droogloopsensoren
Ga als volgt te werk:
1. Niveausensor (7): Spoel de sensor met schoon
water.
Droogloopsensoren (10): Spoel de
droogloopsensoren met schoon water en reinig ze
met een zachte borstel.
2. Schakel de voedingsspanning naar de pomp in.
3. Controleer of de pomp inschakelt en tot aan het
droogloopniveau verpompt.
Gebruik geen andere reinigingsmiddelen
dan in deze instructies vermeld, om
schade aan de sensoren te vermijden.
Als de droogloopsensoren niet in de
vloeistof zijn ondergedompeld, dan kan de
pomp niet inschakelen.
De werking van de droogloopsensoren
controleren
1. Bedek één droogloopsensor met een natte doek.
2. Schakel de pomp in en laat deze werken tot op
het droogloopniveau.
•
De pomp moet worden uitgeschakeld op het
droogloopniveau.
3. Herhaal deze controle met de andere sensor.
8.5 De waaierspeling bijstellen
Voor positienummers tussen haakjes, zie de
afbeeldingen in de sectie Vrijstaande installatie.
Ga als volgt te werk:
1. Draai de stelmoer (68) voorzichtig vast totdat de
waaier (49) niet kan draaien. Gebruik een sleutel
maat 24.
2. Draai de stelmoer een kwartslag los.
De waaierspeling bijstellen
Gerelateerde informatie
B.1.2. Free-standing installation
29