6.4 Draairichting
De pomp mag worden gestart gedurende
een zeer korte periode zonder dat deze
ondergedompeld is om de draairichting te
controleren.
De wikkeling van alle eenfase pompen is in de fabriek
ingesteld op de juiste draairichting.
De elektronica van de driefasenpompen zorgt ervoor
dat de pomp niet inschakelt bij een foutieve
fasevolgorde, waardoor een verkeerde draairichting
ontstaat.
Als de pomp niet draait en het vloeistofniveau is
hoger dan de droogloopsensoren, verwissel dan L1
en L2.
Een pijl op het statorhuis geeft de juiste draairichting
aan.
Reactierichting
De draairichting mag niet worden
gecontroleerd in de put wanneer er
explosiegevaarlijke materialen aanwezig
zijn.
6.5 In bedrijf nemen
De pomp mag niet drooglopen.
Als de atmosfeer in de put mogelijk
explosief is, gebruikt u alleen pompen met
Ex-goedkeuring.
Controleer voor het opstarten of het
systeem is gevuld met vloeistof en is
ontlucht. De pomp ontlucht zichzelf.
Als de droogloopsensoren niet in de
vloeistof zijn ondergedompeld, dan kan de
pomp niet inschakelen.
Schakel de pomp onmiddellijk uit in geval
van abnormaal geluid of trillingen.
Start de pomp niet opnieuw totdat de
oorzaak van de storing is geïdentificeerd
en verholpen.
Ga als volgt te werk:
1. Verwijder de zekeringen en controleer dat de
waaier vrij kan draaien. Draai de snijkop met de
hand rond.
2. Controleer de conditie van de olie in de oliekamer.
3. Controleer of de niveausensor schoon is en of de
beschermingskap intact is.
4. Controleer of de droogloopsensoren schoon zijn.
5. Open de afsluiters, indien deze zijn aangebracht.
Automatische koppeling: Het is belangrijk om
de afdichting van de geleideklauw in te vetten
voordat u de pomp in de put laat zakken.
6. Laat de pomp in de vloeistof zakken en
plaats vervolgens de zekeringen. Automatische
koppeling: controleer of de pomp zich in de
juiste positie bevindt op het voetstuk van de
automatische koppeling.
7. Controleer of het systeem is gevuld met vloeistof
en is ontlucht. De pomp ontlucht zichzelf.
23