Aansluitingen
Kabelinvoer
Kabelinvoer met kabelwartel M20 x 1,5,
klembereik 6 tot 12 mm. Een tweede boring
M20 x 1,5 in het huis is aanwezig, hier kan
indien nodig een extra aansluiting worden
geïnstalleerd. De schroefklemmen zij n voor
aderdiameters 0,2 t/m 2,5 mm
aandraaimomenten minimaal 0,5 Nm.
Opmerking: De voeding van het appa-
raat kan zowel via de aansluiting op een
veldbussegment als ook via een gelij kspan-
ningsbron (9 tot 32 V) via de busaansluit-
klemmen van het instrument plaatsvinden.
Binnen explosiegevaarlij ke bereiken
moeten de geldende bepalingen worden
aangehouden.
Buskabel
Tweepolige buskabel zonder rekening te
houden met de poling naar de met IEC
1158-2 gemarkeerde schroefklemmen leg-
gen.
OPGELET!
De aansluiting van het eindcontact, binaire
ingangen en de geforceerde ontluchting
vragen om een extra kabelwartel, die de
aanwezige blindplug vervangt.
Open kabelwartels zij n niet toegestaan, de
beschermingsklasse IP 66 geldt alleen bij
gesloten behuizing van de klepstandsteller.
Eindcontact
Voor het gebruik van het eindcontact moe-
ten in het uitgangscircuit schakelversterkers
worden opgenomen. Deze moeten, om de
48
EB 8384-5 NL
bedrij fszekerheid van de klepstandsteller te
waarborgen, aan de grenswaarden voor het
stuurstroomcircuit conform EN 60947-5-6
voldoen. Bij opstelling in explosiegevaarlij ke
installaties moeten de geldende bepalingen
worden aangehouden.
2
uitgevoerd,
Binaire ingang BE1
Op binaire ingang 1 kan een actief contact
worden aangesloten. De klepstandsteller
kan de schakeltoestand via het busprotocol
melden.
Binaire ingang BE2
Op binaire ingang 2 kan een passief
potentiaalvrij contact worden aangesloten.
De klepstandsteller kan de schakeltoestand
via het busprotocol melden.
Magneetventiel (geforceerde ontluchting)
Bij aanwezige optie magneetventiel voor
geforceerde ontluchting moet op de betref-
fende klemmen +81 en –82 een spanning
van 24 V DC worden aangesloten.
OPGELET!
Wanneer er geen spanning is aangeslo-
ten op de klemmen +81 of –82 of wan-
neer deze spanning wegvalt, ontlucht de
klepstandsteller de aandrij ving en reageert
niet op de gewenste waarde. De schakel-
drempels uit de technische gegevens moeten
worden aangehouden.
5.2.1 Verbindingsopbouw voor de
De opbouw van de communicatie tussen
regelaar, PLC of automatiseringssysteem
resp. tussen
communicatie