Aanbouw aan regelventiel – aanbouwdelen en toebehoren
4.1.2 Aandrij ving type 3277
De benodigde aanbouwdelen en
toebehoren zij n op pagina 42 in tabel
2 opgenomen. Houd de slagtabel op
pagina 42 aan!
Aandrij vingen met 240 tot 700 cm
De klepstandsteller op het juk monteren
zoals in afb. 5 wordt getoond. De steldruk
wordt via het verbindingsblok (12) naar de
aandrij ving gebracht, bij de veiligheidspo-
sitie „membraanstang uitgaand" intern via
een gat in het juk en bij „membraanstang
ingaand" via een externe leidingverbinding.
1. Meenemer (3) op de aandrij fstang
plaatsen, uitrichten en zodanig vast-
schroeven dat de bevestigingsschroef
in de groef van de aandrij fstang valt.
2. Afdekplaat (10) met smalle zij de van de
uitsparing (fi g. 5 links) in de richting
van de steldrukaansluiting bevestigen,
de opgeplakte vlakke pakking (14)
moet naar het juk wij zen.
3. Bij aandrij vingen met 355/700 cm
de hefboom M (1) op de achterzij de
van de klepstandsteller de aftaststift
(2) uit stiftpositie 35 losmaken en in
het gat voor stiftpositie 50 plaatsen en
vastschroeven. Bij de aandrij vingen
240 en 350 cm
de aftaststift (2) in stiftpositie 35.
4. Vormpakking (15) in de groef van de
behuizing van de klepstandsteller
leggen.
5. Klepstandsteller op de afdekplaat zoda-
nig plaatsen, dat de aftaststift (2) aan
de bovenzij de van de meenemer (3)
22
EB 8384-5 NL
2
op
2
met 15 mm slag blij ft
2
komt te liggen. Hefboom (1) overeen-
komstig verstellen en de klepstandstel-
leras bij geopend deksel aan de kap
resp. de knop (afb. 22) vasthouden.
De hefboom (1) moet met veerkracht
op de meenemer aanliggen.
De klepstandsteller met de beide be-
vestigingsschroeven aan de afdekplaat
schroeven.
6. Controleer of de lip van de afdichting
(16) aan de zij kant op het verbin-
dingsblok zodanig is uitgericht, dat het
aandrij fsymbool voor „membraanstang
uitgaand" resp. „membraanstang in-
gaand" overeenkomt met de uitvoering
van de aandrij ving. Anders moeten de
drie bevestigingsschroeven worden ver-
wij derd, de afdekplaat worden opgetild
en de afdichting (16) moet dan 180°
verdraaid weer worden geplaatst. Bij
het oude verbindingsblok (fi g. 5 onder)
moet de schakelplaat (13) zodanig
worden gedraaid, dat het bij behorende
aandrij fsymbool naar de pij lmarkering
is uitgericht.
7. Verbindingsblok (12) met de afdicht-
ringen op de klepstandsteller en juk
plaatsen en met de bevestigingsschroef
(12.1) vastschroeven. Bij aandrij ving
„membraanstang ingaand" bovendien
de plug (12.2) verwij deren en de
externe steldrukleiding monteren.
8. Deksel (11) aan de tegenoverliggende
zij de monteren. Daarbij erop letten,
dat in ingebouwde toestand van het
regelventiel de ontluchtingsplug naar
beneden wij st, zodat eventueel verza-
meld condensaat kan wegstromen.