Aanbouw aan regelventiel – aanbouwdelen en toebehoren
4.4.1 Zware uitvoering
De benodigde aanbouwdelen en de toebe-
horen zij n met bestelnummer opgenomen in
tabel 4, pagina 43.
De beide aanbouwsets bevatten alle aan-
bouwdelen, waarbij de voor de betreffende
aandrij vingsgrootte benodigde onderdelen
moeten worden uitgesorteerd.
Aandrij ving voorbereiden, eventueel beno-
digde adapter van de aandrij vingsleveran-
cier monteren.
1. Behuizing (10) op draaiaandrij ving mon-
teren. Bij VDI/VDE-aanbouw evt. de
afstandsstukken (11) gebruiken.
2. Bij SAMSON-draaiaandrij ving type 3278
en VETEC S160 de adapter (5) op het
vrij e asuiteinde van de draaiaandrij ving
schroeven,Bij VETEC R de adapter (5.1)
plaatsen.
Bij type 3278, VETEC S160 en VETEC R
Adapter (3) plaatsen, bij VDI/VDE-
uitvoering alleen indien nodig voor de
aandrij vingsgrootte.
3. Schild (4.3) zodanig op de koppeling
aanbrengen, dat de kleur geel in
het zichtbereik van de behuizing de
ventielstand "open" aangeeft. Schilden
met verklarende symbolen zij n meege-
leverd en kunnen indien gewenst op de
behuizing worden aangebracht.
4. Koppeling (4) op de gegroefde aan-
drij fas resp. de adapter (3) steken en
met schroef (4.1) en schotelveer (4.2)
vastschroeven.
5. Op de hefboom M (1) van de klep-
standsteller de standaard aftaststift (2)
uitschroeven.
30
EB 8384-5 NL
De aftaststift (5) uit de aanbouwset op
stiftpositie 90° vastschroeven.
6. Evt. manometerhouder (7) met manometer
of bij benodigd aansluitschroefdraad
G ¼ de aansluitplaat (6) monteren;
let op de juiste positie van de beide
afdichtring en (6.1). Bij dubbelwerkende
veerloze draaiaandrij vingen is een
omkeerversterker voor de aanbouw op
de aandrij ving nodig, zie daarvoor
paragraaf 4.5.
7. bij aandrij vingen met minder dan 300 cm
volume de inschroefsmoring (toebeho-
ren, bestelnummer 1400-6964) in de
steldrukuitgang van de klepstandsteller
(resp. de manometerhouder of de aan-
sluitplaat) schroeven.
8. Klepstandsteller op de behuizing (10)
plaatsen en vastschroeven. Daarbij de
hefboom (1) zodanig uitrichten, dat deze
rekening houdend met de draairichting
van de aandrij ving met de aftaststift in
de betreffende sleuf grij pt (fi g. 10).
Afb. 10 · Draairichting
Aandrij ving links-
draaiend
1
10
4
Aandrij ving rechts-
draaiend
3