5. Schroef de beugel van de geleidestang los,
bevestig deze aan de bovenkant van de
geleidestangen en bevestig deze uiteindelijk
stevig aan de wand van de put.
De geleidestangen mogen geen axiale
speling hebben, aangezien dit lawaai
kan veroorzaken tijdens het bedrijf van
de pomp.
6. Verwijder eventueel puin uit de put voordat u de
pomp erin plaatst.
7. Bevestig de geleideklauw aan de persopening van
de pomp. Smeer de pakking van de geleidehaak
met vet in voordat u de pomp in de put laat
zakken.
8. Schuif de geleideklauw tussen de geleidestangen
en laat de pomp in de put zakken aan een ketting
die is vastgemaakt aan de hijsbeugel. Wanneer
de pomp het voetstuk met automatische koppeling
bereikt, wordt de pomp automatisch ingeschakeld.
Schud de pomp aan de ketting om er zeker van te
zijn dat de pomp in de juiste positie staat.
9. Hang het uiteinde van de ketting op aan een
geschikte haak aan de bovenkant van de put
zodat de ketting niet in contact kan komen met
het pomphuis.
10. Pas de lengte van de voedingskabel aan door
deze op te rollen op een trekontlaster, zodat
de kabel niet beschadigd kan raken tijdens het
functioneren. Maak de trekontlaster vast aan een
geschikte haak boven in de put. Zorg ervoor dat
de kabel niet wordt geknikt of afgekneld.
11. Sluit de voedingskabel en de stuurstroomkabel
aan, indien aanwezig.
Het vrije uiteinde van de kabel mag niet
worden ondergedompeld, aangezien water
dan via de kabel in de motor kan
doordringen.
Gerelateerde informatie
A.1. Appendix
14
4.2.2 Bovenwaterkoppeling
Ga als volgt te werk:
1. Plaats een bevestigingsbalk in de put.
2. Bevestig het stationaire deel van de
automatische koppeling aan de bovenkant van de
bevestigingsbalk.
3. Bevestig het aangepaste stuk leiding voor het
draaibare gedeelte van de bovenwaterkoppeling
op de persopening van de pomp.
4. Bevestig een harpsluiting en een ketting aan het
draaibare gedeelte van de bovenwaterkoppeling.
5. Verwijder eventueel puin uit de put voordat u de
pomp erin plaatst.
6. Laat de pomp in de put zakken door de ketting
die aan de hijsbeugel van de pomp is bevestigd.
Wanneer het beweegbare deel van de voetbocht
het stationaire deel bereikt, verbinden de twee
zich automatisch. Wanneer de pomp het voetstuk
met automatische koppeling bereikt, schudt u de
pomp aan de ketting om te controleren of deze in
de juiste positie is geplaatst.
7. Hang het uiteinde van de ketting op aan een
geschikte haak aan de bovenkant van de put,
zodat de ketting niet in contact kan komen met
het pomphuis.
8. Pas de lengte van de voedingskabel aan door
deze op te rollen op een trekontlaster, zodat
de kabel niet beschadigd kan raken tijdens het
functioneren. Maak de trekontlaster vast aan een
geschikte haak boven in de put. Zorg ervoor dat
de kabel niet wordt geknikt of afgekneld.
9. Sluit de voedings- en besturingskabels aan, indien
aanwezig.
Het vrije uiteinde van de kabel mag niet
worden ondergedompeld, aangezien water
dan via de kabel in de motor kan
doordringen.