Configuratie en inbedrijfstelling
4
Inbedrijfstelling van de applicatieregelaar
4
Configuratie en inbedrijfstelling
4.1
Inbedrijfstelling van de applicatieregelaar
18
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de applicatieregelaar MOVIDRIVE
DFE11B moet worden geconfigureerd en in gebruik moet worden genomen.
De parameters van de applicatieregelaar MOVIDRIVE
veldbusoptiekaart zonder verdere instellingen rechtstreeks via het veldbussysteem
worden ingesteld. Alle parameters kunnen bijvoorbeeld na het inschakelen door de
overkoepelende besturing worden ingesteld.
Voor de besturing van de applicatieregelaar via het ethernet-systeem moet deze echter
van tevoren worden omgeschakeld naar control source en setpoint source = FIELD-
BUS. Met de instelling op FIELDBUS worden de parameters van de applicatieregelaar
ingesteld op besturing en setpoint-overname via ethernet. De applicatieregelaar rea-
geert nu op de procesuitgangsdata die door de overkoepelende besturing worden ver-
zonden.
De activering van de control source/setpoint source FIELDBUS wordt aan de overkoe-
pelende besturing gemeld met de bit "Fieldbus mode active" in het statuswoord. Om vei-
ligheidstechnische redenen moet de applicatieregelaar voor de besturing via het
veldbussysteem bovendien op de klemmen worden vrijgegeven. Daarom moeten de
klemmen zo worden aangesloten of geprogrammeerd dat de regelaar via de ingangs-
klemmen wordt vrijgegeven.
De eenvoudigste mogelijkheid om de applicatieregelaar op de klemmen vrij te geven, is
door op de ingangsklem DIØØ (functie/CONTROLLER INHIBIT) het +24V-signaal te
geven en de ingangsklemmen DIØ1 ... DIØ5 te programmeren op NO FUNCTION. In
de volgende paragraaf ziet u als voorbeeld de procedure voor de inbedrijfstelling van de
applicatieregelaar MOVIDRIVE
Handboek – MOVIDRIVE® MDX61B Veldbusinterface DFE11B Ethernet
®
®
met veldbuskoppeling.
®
met de optie
kunnen na de installatie van de