Installatie- en programmeerhandleiding
Bijvoorbeeld, wanneer u een strobolamp van een puls wilt voorzien na een brandalarm in
zone 4 met behulp van een relais dat is gekoppeld aan uitvoernummer 2 (zoals
geprogrammeerd in menu *79), programmeer het volgende in menu *80:
Melding
Uitgang funct # #
= 01 (ervan uitgaande dat dit de eerste uitvoerfunctie is)
Geactiveerd door:
= 3 (zonenummer)
Voer zonenr. in
= 04 (vereist 2-cijferige zonenummers)
Uitvoeractie
= 3 (continue puls)
nummer
= 02 (apparaat gekoppeld in menu *79)
Start menu uitvoerdefinitie door op *80 te drukken in menu data programmeren.
De volgende meldingen worden getoond:
∗ ∗ ∗ ∗ Menu *80:
MELDING
Uitgang funct # #
(00 = Stop)
01
01 A G P Trig
?00 0 0 – ZL=1
01 Geactiveerd:
Zonelijst
74
Ingave
GELDIGE INVOER
Uitvoerfunctienr.
01-12 = Uitvoer functienummer
[∗] om verder te gaan
Overzichtscherm
[∗] om verder te gaan
Geactiveerd door
0 = verwijderen
1 = zonelijst
2 = zonetype
3 = zonenummer
[∗] om verder te gaan
TOELICHTING
Voer het uitvoerfunctienummer in dat moet
worden gedefinieerd (of 00 voor afsluiten).
Dit scherm toont een overzicht van de huidige
programmering (voor dit voorbeeld is zonelijst
geselecteerd – dit is het standaardscherm).
A = Uitvoeractie; G = gebeurtenis sturen;
P = partitie; Trig = type trigger
OPMERKING: Een vraagteken in het
overzichtscherm geeft aan dat het getoonde
apparaatnummer niet is gekoppeld. Gebruik
menu *79 voor het toekennen van het apparaat.
Het selecteren van waar de aanvang van de
gebeurtenis van deze apparaatdefinitie moet
gebeuren gaat als volgt:
0 = verwijderen (verwijdert de uitvoerfunctie en
voorgaande programmering, zie melding
hieronder)
1 = zonelijst (ga naar melding "A")
2 = zonetype(ga naar melding "B")
3 = zonenummer (ga naar melding "C")
Wanneer u "0" hebt ingevoerd, verschijnt de
volgende melding:
Druk op 1 om deze
Verwijderen?
0 = NEE, 1 = JA
uitvoerfunctie te verwijderen.