Installatie- en programmeerhandleiding
Telefoon belfunctie Programmeren ( ∗ ∗ ∗ ∗ 40 – ∗ ∗ ∗ ∗ 50)
VELD
TITEL en GEGEVENSINVOER
PABX toegangscode
*40
Voer max. 6 getallen in wanneer PABX nodig
is voor toegang tot een buitenlijn. Vul geen
ongebruikte posities in.
0-9; #+11 voor '∗'; #+12 voor '#'; #+13 voor
een pauze (2 seconden).
Hoofdtelefoonnummer
*41
Voer max. 20 getallen in. Vul geen
ongebruikte posities in.
0-9; #+11 voor '∗'; #+12 voor '#'; #+13 voor
een pauze (2 seconden).
Tweede telefoonnummer
*42
Voer max. 20 getallen in. 0-9; # + 11 voor ' ✱ ',
#+12 voor '#',; #+13 voor een pauze
(2 seconden).
e
Part. 1 1
klantnummer
*43
Voer in de getallen 0-9; #+11 voor B, #+12
voor C, #+13 voor D, #+14 voor E, #+15 voor F
e
Part. 1 2
klantnummer
*44
Voer in de getallen 0-9; #+11 voor B, #+12
voor C, #+13 voor D, #+14 voor E, #+15 voor F
e
Part. 2 1
klantnummer
*45
Voer in de getallen 0-9; #+11 voor B, #+12
voor C, #+13 voor D, #+14 voor E, #+15 voor F
e
Part. 2 2
klantnummer
*46
Voer in de getallen 0-9; #+11 voor B, #+12 voor
C, #+13 voor D, #+14 voor E, #+15 voor F
40
TOELICHTING:
Druk op ∗40∗ om gegevens in het veld te wissen.
Wanneer er minder dan 6 getallen zijn ingevoerd, sluit
het veld af door op [∗] te drukken, waarna je naar het
volgende gaat.
Wisselgesprek: Wanneer de telefoonservice van de
abonnee "wisselgesprek" heeft ingesteld (en geen
PABX gebruikt), voer "*70" ("#+11") plus "#+13"
(pauze) in, als ingave voor PABX voor het uitschakelen
van "wisselgesprek" wanneer het controlepaneel belt.
Wanneer de abonnee geen "wisselgesprek" heeft en
geen PABX gebruikt, voer geen gegevens in dit veld in.
Wanneer er minder dan 20 getallen zijn ingevoerd,
sluit af door op [∗] te drukken. Druk op ∗41∗ om
gegevens in het veld te wissen.
OPMERKING: Back-uprapportage (waarin
6 telefoontje worden gepleegd naar het tweede
telefoonnummer wanneer er geen respons is ontvangen
na 6 pogingen naar het hoofdtelefoonnummer) wordt
alleen automatisch uitgevoerd wanneer er een tweede
telefoonnummer is ingegeven (veld *42).
Wanneer er minder dan 20 getallen zijn ingevoerd,
sluit af door op [∗] te drukken. Druk op ∗42∗ om
gegevens in het veld te wissen. Zie de opmerking over
back-uprapportage voor veld∗41. Vul geen ongebruikte
posities in.
Voer max. 10 getallen in afhankelijk van het
geselecteerde rapportformaat in veld ∗48. Om
de ingaven in het veld te verwijderen, druk ∗43∗.
Voer max. 10 getallen in afhankelijk van het
geselecteerde rapportformaat in veld ∗48. Om
de ingaven in het veld te verwijderen, druk ∗44∗.
Voer max. 10 getallen in afhankelijk van het
geselecteerde rapportformaat in veld ∗48. Om
de ingaven in het veld te verwijderen, druk ∗45∗.
Voer max. 10 getallen in afhankelijk van het
geselecteerde rapportformaat in veld ∗48. Om
de ingaven in het veld te verwijderen, druk ∗46∗.