Download Print deze pagina

Honeywell ADEMCO Vista-12B Installatiehandleiding pagina 30

Advertenties

Installatie- en programmeerhandleiding
Pager programmeren
Het systeem kan verscheidene rapporten versturen naar max. 2 pagers.
Om een rapportage naar een pager te programmeren, doet u het volgende:
1. Voer de juiste informatie in de volgende gegevensvelden in:
*160, *163, telefoonnummers pager (voor respectievelijk pager 2-2)
*161, *164, voorvoegkarakters pager (voor respectievelijk pager 1 en 2)
*162, *165, rapportage opties per partitie
pager 1 en 2)
2. Indien noodzakelijk, schakel een vertraging in voor de pager in veld *166 (vertraagt
alarmrapportage naar ALLE pagers).
3. Schakel de juiste gebruiker in voor het openen/sluiten van pagerrapporten met behulp
van het commando gebruikersattribuut.
(Beheerderscode + [8] + gebruikersnummer + [#] [5] + [1]). Gebruikers die acties
uitvoeren in de toegekende partitie zullen, indien ingeschakeld, proberen naar alle
pagers te rapporteren die zijn ingeschakeld voor de rapportage openen/sluiten in de
betreffende partitie.
4. Wanneer u het rapport Kind niet thuis gebruikt, definieer het rapportschema met
behulp van menu Planning (Beheerderscode + [#] [6] [4] en selecteer vervolgens
gebeurtenistype "03").
5. Wanneer u een functietoets gebruikt voor het handmatig versturen van een bericht naar
een pager, raadpleeg de paragraaf Functietoetsen hieronder.
6. Wanneer er rapportages over alarmen en problemen van zones naar pagers worden
gestuurd, gebruik menu *81 Zonelijst voor het toekennen van zones die bij elke pager
horen (zonelijst 9-12).
Functietoetsen
Voor het toekennen van functies aan de functietoetsen, gebruik menu *57 Functietoetsen.
Voor het toekennen van functies aan noodsituatietoetsen (functietoets optie "00"),
programmeer eerst het respectievelijke zonenummer voor de noodsituatie (95 voor toets "A",
96 voor toets "C", 99 voor toets "B") met het gewenste zonetype door menu *56
zoneprogrammeren te gebruiken. Gebruik vervolgens menu *57 Functietoetsen voor het
toekennen van de gewenste toets.
Wanneer u een functietoets gebruikt voor het activeren van een relaisactie (menu *57
functietoets 07), gebruik menu *79 voor het vastleggen van de uitvoer en gebruik menu *80
voor het definiëren van de uitvoeractie; selecteer systeemwerking type "66."
Wanneer u een functietoets voor een gebruikersmacro gebruikt, kunt u met menu *57 de
gewenste toets activeren. Definieer vervolgens de feitelijke macrofuncties met commando
gebruikerscode + [#] + [6] [6].
26
voor de pager (voor respectievelijk

Advertenties

loading