Over programmeren van uitvoerapparaat (menu *79/*80):
Uitvoerapparaten Het systeem ondersteunt max. 4 relais en/of lichtnetcommunicatie-
apparaten (X-10 apparaten) plus 2 ingebouwde trigger outputs in elke
combinatie. Deze 6 "outputs" worden toegekend aan uitvoernummers
door het gehele systeem (01-06 en 17-18). Gebruik menu *79 voor het
toekennen van uitvoernummers en het toewijzen aan de
apparaatadressen. Uitvoerfuncties:
Uitvoerfuncties:
12 uitvoerfuncties die door de installateur zijn te definiëren en aan elke
fysieke uitvoer is toe te kennen. De actie van elke uitvoer is hierdoor te
baseren op zoveel van deze functies als wenselijk is. Hierdoor kan een
enkel relais- of X-10-apparaat vele functies uitvoeren.
Gebruik menu *80 voor het definiëren van uitvoerfuncties.
OPMERKING: Wanneer u door menu *79 en *80 navigeert: wordt toets gebruikt voor het
accepteren van invoer en om door te gaan naar de volgende melding. Toets [#] wordt
gebruikt om terug te keren naar de laatste vraag om een ingave te controleren of te
wijzigen. Druk op om weer vooruit te gaan.
Het programmeren van uitvoerapparaten omvat:
1. Het gebruik van menu *79 voor het toekennen van een module en uitvoernummers en het
toewijzen aan de apparaatadressen.
OPMERKING: U moet uitvoerapparaten toekennen met menu *79 voordat u menu *80
kunt gebruiken.
2. Het gebruik van menu *80 voor het creëren van uitvoerdefinities die de uitvoerapparaten
controleren.
Menu *79: Toekennen van uitvoerapparaten
Gebruik dit menu voor het toekennen van de apparaatadressen voor de relaismodule en
specificeer relaisnummers en eenheidnummers voor lichtnetcommunicatie. Het systeem is
gebaseerd op vooraf gedefinieerde moduleadressen voor modules 4204 en 4229. Raadpleeg de
tabel getoond bij melding "Moduleadres" op de volgende pagina en stel de adressen voor de
module (via de Dipschakelaars van de module) volgens de tabel in.
De volgende tabel toont hoe deze outputs (uitvoer) zijn te herkennen.
Uitvoeridentificatie
Deze uitvoer ...
Relais:
X-10-apparaat
Ingebouwde uitvoer
is te herkennen aan...
de apparaatadressen van de relaismodules en de relaispositie op deze module
(d.w.z. het fysieke relaisnummer, 1-4, op deze module).
een huis-ID (ingevoerd in gegevensveld *27) en het eenheidnummer van het
apparaat.
het toegekende uitvoernummer, 17 voor trigger 1 en/of 18 voor trigger 2.
Menu programmeren
71