8
Inbedrijfstelling
De transportbeveiliging aan de bodem van de behuizing verwijderen, zie informatieblad "Transportbeveiliging"
De centrifuge op een geschikte plaats stabiel opstellen en nivelleren. Bij de opstelling moet het vereiste
veiligheidsbereik conform EN / IEC 61010-2-020, van 300 mm om de centrifuge heen worden
aangehouden.
Tijdens een centrifugatieloop mogen conform EN / IEC 61010-2-020, in een veiligheidsbereik
van 300 mm om de centrifuge heen, zich geen personen, gevaarlijke stoffen en voorwerpen
bevinden.
Ventilatieopeningen mogen niet worden afgesloten.
Er moet een afstand van 300 mm van de ventilatiegleuven en ventilatieopeningen van de centrifuge worden
aangehouden.
Controleren of de netspanning overeenstemt met de aanduiding op het typeplaatje.
De centrifuge met de netkabel aansluiten op een genormeerde contactdoos. Aansluitwaarde zie hoofdstuk
"Technische gegevens".
De netschakelaar inschakelen. Schakelaarstand "".
De laatst gebruikte centrifugeergegevens worden weergegeven.
Het deksel openen.
9
Deksel openen en sluiten
9.1
Deksel openen
Het deksel kan alleen geopend worden wanneer de centrifuge ingeschakeld is en de rotor stil staat.
Wanneer dit niet mogelijk is, zie hoofdstuk „Noodontgrendeling".
De greeplijst aan het deksel omhoog zwenken. In de rotatiedisplay
Het deksel openen.
9.2
Deksel sluiten
Het deksel niet dichtslaan.
Het deksel er opleggen en de greeplijst aan het deksel omlaag zwenken. In de rotatiedisplay
" " (Deksel gesloten) op.
10
Montage en demontage van de rotor
Montage van de rotor:
A
B
C
D
Demontage van de rotor:
Vuildeeltjes tussen de motoras en de rotor verhinderen een correcte
bevestiging van de rotor en veroorzaken een onrustige werking.
De motoras (C) en de boring van de rotor (A) reinigen en aansluitend de
motoras lichtjes invetten.
De rotor verticaal op de motoras zetten. De meenemer van de motoras (D) moet
zich in de groef van de rotor (B) bevinden. Op de rotor is de uitlijning van de
groef gemarkeerd.
De spanmoer van de rotor moet met de meegeleverde sleutel met de klok mee
worden vastgedraaid.
De rotor op stevige bevestiging controleren.
De spanmoer tegen de klok in losdraaien en tot aan het drukpunt voor het
aftillen draaien. Nadat het drukpunt voor het aftillen bereikt is, komt de rotor los
van de conus van de motoras.
De spanmoer draaien, tot de rotor van de motor kan worden afgetild.
licht het symbool " " (Deksel geopend) op.
licht het symbool
NL
15/101