18
Storingen
Kan de fout volgens de storingstabel niet worden opgeheven dan moet de klantenservice op de hoogte worden
gesteld.
Vermeld het centrifugetype en het serienummer. Beide nummers zijn terug te vinden op het typeplaatje van de
centrifuge.
Een SPANNINGSRESET uitvoeren:
De spanningschakelaar uitschakelen (schakelaarstand "0").
Minstens 10 seconden lang wachten en aansluitend de spanningschakelaar weer inschakelen
(schakelaarstand " ").
Indicatie /
Storing
Geen
Geen spanning
aanduiding
Ingangszekeringen defect.
- 1 -
Tacho-fout
Uitval van de toerentalimpulsen tijdens het
programmaverloop.
- 2 -
Stroomonderbreking tijdens de
centrifugecyclus. (De centrifugecyclus
werd niet beëindigd.)
- 3 -
Onbalans
De rotor is ongelijkmatig beladen.
- 4 -
Fout in besturingsdeel of vermogensdeel.
- 5 -
Motor of motoraansturing defect.
- 6 -
Netspanning buiten de toleranties (zie
- 8 -
Technische Gegevens).
- 7 -
Toerental te hoog
- 9 -
Te hoge temperatuur
- b -
Toerental de laag
- C -
Fout in het besturingsdeel.
- d -
Fout dekselvergrendeling
c.q. dekselsluiting.
- E -
Kortsluiting in besturingsdeel /
vermogensdeel.
- F -
Verkeerde machineversie
Reden
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Verhelpen
Voedingsspanning controleren.
Ingangszekeringen controleren, zie
hoofdstuk "Ingangszekeringen
vervangen".
Netschakelaar AAN.
Het apparaat mag niet
uitgeschakeld worden, zolang de
rotatieweergave
roterend oplicht.
Wachten, tot in de rotatieweergave
het symbool " " (Deksel gesloten)
weergegeven wordt (na ca. 120
seconden) en vervolgens een
"STROOMNET-RESET" uitvoeren.
Na stilstand deksel openen en
toets
activeren.
START
Indien nodig de centrifugecyclus
herhalen.
Deksel na rotor-stilstand openen.
De belading van de rotor
controleren, zie hoofdstuk
"Beladen van de rotor".
De centrifugecyclus herhalen.
Na stilstand van de rotor een
SPANNINGSRESET uitvoeren.
Na stilstand van de rotor een
SPANNINGSRESET uitvoeren
Netspanning controleren.
Na stilstand van de rotor een
SPANNINGSRESET uitvoeren.
Na rotor-stilstand
deksel door noodont-grendeling
openen (zie Hoofdstuk
Noodontgrendeling).
Motor laten afkoelen.
Na stilstand van de rotor een
SPANNINGSRESET uitvoeren.
Klantenservice inlichten.
NL
21/66