NL
7
Inbedrijfstelling
De centrifuge op een geschikte plaats stabiel opstellen en nivelleren. Bij de opstelling moet het vereiste
veiligheidsbereik conform EN / IEC 61010-2-020, van 300 mm om de centrifuge heen worden
aangehouden.
Tijdens een centrifugatieloop mogen conform EN / IEC 61010-2-020, in een veiligheidsbereik
van 300 mm om de centrifuge heen, zich geen personen, gevaarlijke stoffen en voorwerpen
bevinden.
Door ventilatie-opening aan de achterzijde van de centrifuge kunnen stoffen naar buiten
komen. Het apparaat moet zo worden opgesteld dat de luchtstroom niet op personen is gericht.
Ventilatieopeningen mogen niet worden afgesloten.
Er moet een afstand van 300 mm van de ventilatiegleuven en ventilatieopeningen van de centrifuge worden
aangehouden.
Controleren of de netspanning overeenstemt met de aanduiding op het typeplaatje.
De centrifuge met de netkabel aansluiten op een genormeerde contactdoos. Aansluitwaarde zie hoofdstuk
"Technische gegevens".
De netschakelaar inschakelen. Schakelaarstand "".
De laatst gebruikte centrifugeergegevens worden weergegeven.
Het deksel openen.
De transportbeveiliging in de slingerruimte verwijderen, zie informatieblad "Transportbeveiliging".
8
Deksel openen en sluiten
8.1
Deksel openen
Het deksel kan alleen geopend worden wanneer de centrifuge ingeschakeld is en de rotor stil staat.
Wanneer dit niet mogelijk is, zie hoofdstuk „Noodontgrendeling".
De toets
indrukken en het deksel openen. In de rotatiedisplay
OPEN
8.2
Deksel sluiten
Het deksel niet dichtslaan.
Het deksel opleggen en de voorkant van het deksel lichtjes neerdrukken. In de rotatiedisplay
" " (Deksel gesloten) op.
9
Montage en demontage van de rotor
Na iedere vijfde demontage van de rotor of bij de montage van een nieuwe rotor, moet de bevestigingsmoer
worden vervangen.
De motoras (C) en de boring van de rotor (A) reinigen en vervolgens de motoras lichtjes
invetten. Vuildeeltjes tussen de motoras en de rotor verhinderen een correcte passing van de
rotor en veroorzaken een onrustige loop.
De rotor verticaal op de motoras plaatsen. De meenemerzijden (D) van de motoras moeten
zich in de groef (B) van de rotor bevinden.
De bevestigingsmoer van de rotor moet met de meegeleverde sleutel met de klok mee
A
B
worden vastgedraaid.
C
D
De rotor controleren op vaste passing.
Demontage van de rotor: De bevestigingsmoer moet tegen de klok in worden losgedraaid.
De rotor moet van de motoras worden afgetild.
14/66
licht het symbool " " (Deksel geopend) op.
licht het symbool