6.4
BIO-veiligheidssysteem openen en sluiten
6.4.1
Uitleg
AB2200nl
1.
Controleer of de rotor stevig vastzit.
2.
De centrifugebuisjes moeten gelijkmatig over alle rotorposities worden
verdeeld.
Bij het beladen van de rotor mag er geen vloeistof in de rotor en in de
centrifugaalkamer terechtkomen.
Bij rotoren mogen de centrifugebuizen slechts zo gevuld zijn dat er
tijdens de centrifugatieloop geen vloeistof uit de buizen kan worden
geslingerd.
Op elke rotor is het gewicht van de toegestane vulhoeveelheid aange-
geven. Het gewicht mag niet worden overschreden.
Bij het centrifugeren van gevaarlijke stoffen resp. mengsels van stoffen die
giftig of radioactief zijn, of besmet zijn met pathogene micro-organismen,
moet de gebruiker geschikte maatregelen nemen.
Gebruik bij gevaarlijke stoffen altijd centrifugebuizen met speciale schroef-
doppen.
Voor materialen uit de risicogroepen 3 en 4 moet naast de afsluitbare centri-
fugebuizen een bio-veiligheidssysteem worden gebruikt (zie het handboek
"Laboratory Biosafety Manual" van de Wereldgezondheidsorganisatie).
In een bio-veiligheidssysteem voorkomt een bioafdichting (afdichtring) dat
druppels en aerosolen kunnen ontsnappen.
Als de beker van een bio-veiligheidssysteem zonder deksel wordt gebruikt,
moet de afdichtring van de beker worden verwijderd om beschadiging van
de afdichtring tijdens de centrifugatieloop te voorkomen.
Beschadigde bio-veiligheidssystemen zijn niet meer microbiologisch dicht.
Zonder gebruik van een bio-veiligheidssysteem is de centrifuge volgens de
norm EN / IEC 61010-2-020 niet microbiologisch dicht.
Opslag van bio-veiligheidssystemen
Om beschadiging van de afdichtringen tijdens opslag te voorkomen, mogen
bio-veiligheidssystemen alleen met geopend deksel worden opgeslagen.
Rev.: 14 / 11.2023
Bediening
25 / 42