Inbedrijfstelling
I
6
Eenvoudige inbedrijfstelling
0 0
6.2
Eenvoudige inbedrijfstelling
6.2.1
Bedrijf via klemmen (standaardinstelling)
6.2.2
Programmeerapparaatmodus
30
1. Sluit de motor aan op de regelaar en let hierbij op het spanningsbereik van de motor.
2. Voer de motorgegevens van het motortypeplaatje in:
•
P-08 = nominale motorstroom
•
P-09 = nominale motorfrequentie
3. Geef de aandrijving vrij door de klemmen 1 en 2 met elkaar te verbinden.
Voor het bedrijf in de klemmenmodus (basisinstelling):
•
P-12 moet op 0 ingesteld zijn (fabrieksinstelling).
•
Sluit tussen de klemmen 1 en 2 op het gebruikersklemmenblok een schakelaar aan.
•
Sluit tussen de klemmen 5, 6 en 7 een potentiometer (1 – 10 k) aan, het sleepcontact
wordt met pin 6 verbonden.
•
Sluit de schakelaar om de aandrijving vrij te geven.
•
Stel het toerental in met de potentiometer.
•
AANWIJZING
De fabrieksinstelling (P-12 = 0 en P-15 = 0) voor de optionele schakelaar in de
IP55/IP66-behuizing is FWD/REV. Het motortoerental kan met de potentiometer
ingesteld worden.
Voor het bedrijf in de toetsenblokmodus:
•
Stel P-12 in op 1 (één richting) of 2 (twee richtingen).
•
Sluit tussen de klemmen 1 en 2 op het gebruikersklemmenblok een draadverbinding
of schakelaar aan om de aandrijving vrij te geven.
•
Druk nu op de toets <Start>. De aandrijving wordt vrijgegeven met 0.0 Hz.
•
Druk op de toets <Omhoog> om het toerental te verhogen.
•
Druk de toets <Stop> in om de aandrijving te stoppen.
•
Als nu de toets <Start> wordt ingedrukt, keert de aandrijving terug naar het oorspron-
kelijke toerental. (als de tweerichtingenmodus is geactiveerd (P-12 = 2), wordt de
richting omgekeerd door de toets <Start> in te drukken)
•
AANWIJZING
Het gewenste setpointtoerental kan worden ingesteld door de toets <Stop> in te
drukken, terwijl de aandrijving stilstaat. Als vervolgens de toets <Start> wordt inge-
drukt accelereert de aandrijving langs een integrator tot dit toerental.
Technische handleiding – MOVITRAC
®
LTE-B