6.2.3
Belangrijke parameters
•
•
•
6.2.4
Inbedrijfstelling voor veldbusbedrijf
•
•
•
•
•
•
•
Technische handleiding – MOVITRAC
Het maximum- en minimumtoerental worden met P-01 en P-02 ingesteld.
Acceleratie- en deceleratie-integratoren worden met P-03 en P-04 ingesteld.
De gegevens op het motortypeplaatje worden via de parameters P-07 tot P-10 inge-
voerd.
Stel de aandrijving in bedrijf zoals beschreven aan het begin van het hoofdstuk "Een-
voudige inbedrijfstelling" (pagina 30).
Zet parameter P-12 op 3 of 4 om de aandrijving via de SBus aan te sturen.
•
3 = stuurwoord en toerentalsetpoint via SBus, integratortijden conform P-03/P-04.
•
4 = stuurwoord, toerentalsetpoint en integratortijd via SBus.
P-14 op 101 (standaard) instellen om naar het uitgebreide menu te gaan.
Stel de waarden in P-36 als volgt in:
•
Voor een eenduidig SBus-adres op een waarde tussen 1 en 63 instellen
•
Voor een SBus-baudrate die overeenkomt met de gateway op 500 kBaud
instellen (standaard)
•
Het time-outgedrag van de aandrijving vastleggen voor het geval dat de commu-
nicatie wordt onderbroken:
– 0: met de laatst gebruikte gegevens doorgaan (standaard)
– t_xxx: fout na een deceleratie van xxx milliseconden, foutreset vereist
– r_xxx: stop langs een integrator na een deceleratie van xxx milliseconden,
auto-restart met nieuw verkregen gegevens.
Sluit de aandrijving via SBus aan op de DFx/UOH-gateway conform het hoofdstuk
"Communicatiebus RJ45" (pagina 25).
Zet de DIP-switch AS op de DFx/UOH-gateway van OFF op ON om een auto-setup
voor de veldbusgateway uit te voeren. Led "H1" op de gateway licht meermaals op
en gaat dan helemaal uit. Als led "H1" brandt, is de gateway of één van de aandrij-
vingen op de SBus niet goed aangesloten of verkeerd in bedrijf gesteld.
De instelling van de veldbuscommunicatie tussen de DFx/UOH-gateway en de bus-
master wordt in het betreffende DFx-handboek beschreven.
®
LTE-B
Inbedrijfstelling
Eenvoudige inbedrijfstelling
I
6
0 0
31