alle alarmen die tijdens een gedeeltelijke inschakeling optreden verwerkt als
lokale alarmen die sirenes, zoemers (indien ingeschakeld) en LED's op GI's
activeren.
Indien een ingang aan meerdere gebieden is toegewezen, wordt deze pas actief
nadat alle toegewezen gebieden zijn ingeschakeld. Als er een combinatie van
gedeeltelijk en volledig ingeschakelde gebieden zijn toegewezen aan de ingang,
geldt de gedeeltelijk ingeschakelde toestand voor de ingang.
4.1.n.6.4 Dubbelpuls
4 Dubbelpuls
>Nee<
Als deze optie is ingeschakeld op Ja, is voor de ingang vereist dat twee
parameters aanwezig zijn voordat er een alarm kan worden geactiveerd. Indien
de ingang wordt geactiveerd wat normaliter een alarm zou veroorzaken, blijft de
ingang actief gedurende de geprogrammeerde dubbelpulsopeningstijd (zie
"8.1.4.2 Dubbelpuls open" op pagina 150) waarna de ingang of terugkeert naar
de normale stand of opnieuw wordt geactiveerd binnen de dubbelpulsinterval (zie
"8.1.4.1 Dubbelpuls interval" op pagina 149).
Indien de optie is geactiveerd, is de optie "4.1.n.6.29 Ingang
Opmerking:
verstoord" op pagina 107 niet beschikbaar.
4.1.n.6.5 Swingershunt
5 Swingershunt
>Nee<
Indien deze optie is ingesteld op Ja, wordt de hoeveelheid alarmen voor deze
ingang gedurende één in-/uitschakelcyclus beperkt tot het aantal dat is ingesteld
bij "8.5.4 Swingershunt" (zie pagina 162).
Zie voor meer informatie "Ingangen-aansluitingen" op pagina 15.
4.1.n.6.6 Antimaskering
6 Antimaskering
>Nee<
Wanneer deze optie is ingesteld op Ja, wordt het onderste alarmvenster,
normaal de helft van de EOL, gecontroleerd op een mogelijke maskering van een
detector.
4.1.n.6.7 2-ingangen afhankelijk
7 2-ing afhank
>Nee<
Als deze optie is ingesteld op Ja, wordt deze ingang alleen geactiveerd indien er
twee ingangen actief zijn: de toegewezen (n) en de volgende naast de
toegewezen (n+1).
De ingang die is toegewezen aan de volgende ingang (n+1) moet in het systeem
zijn opgenomen.
102
Advisor Advanced Installatie- en Programmeerhandleiding