Pagina 4
Testmenu’s 34 Het menu Advisor Advanced 36 Hoe zijn de menuopties gerangschikt in deze handleiding 36 Beschikbaarheid van optie 36 De instellingen programmeren 38 Toegang tot het installateursmenu 38 Wat het LCD-scherm toont 39 De menuopties bewerken 39 Wijzigingen bevestigen 41 Menu verlaten 41 Lay-out GI 41 Woordenlijst 42...
Pagina 5
Ingangen, fob's en camera's 98 Ingangen 99 Ingangopties 99 Draadloze sensor toevoegen 99 Trildetectoropties 109 Draadloze sensoropties 109 Zones kopiëren 111 Fobs 113 Proxsleutelopties 113 Camera’s 116 Gebieden 119 Opties voor gebieden 119 Filters, uitgangen en triggers 123 Conditiefilters 124 Hoe werken conditiefilters 124 Filterinstellingen 125 Uitgangen 127...
Pagina 6
Ingangen 161 Gedeeltelijk ingeschakelde opties 162 Centrale 163 Overige opties 167 Bibliotheek 171 Communicatie 172 PAC 173 Algemene opties 173 Specifieke PSTN- en ISDN-opties 178 Specifieke IP- en GSM/GPRS-opties 178 Specifieke opties voor transmissie van foto's 180 Specifieke opties GSM/telefoon 180 Gebeurtenissen 182 Communicatiepaden 183 Algemene opties 183...
Pagina 7
Advisor Advanced programmeren via configuratiesoftware 222 Advisor Advanced-firmware bijwerken 223 AAFlash op de computer installeren 223 Advisor Advanced aansluiten op de pc 223 Archiveren huidige firmware: en instellingen 224 Advisor Advanced-firmware bijwerken 224 Probleemoplossing 225 Herstelprocedure 225 Advisor Advanced-centrale 225 LCD-gebruikersinterfaces 226 Data Interfaces - Modules ATS1201, ATS1210, ATS1211, ATS1220 226...
Voorwoord In dit document vindt u een productoverzicht en gedetailleerde instructies voor het installeren en programmeren van uw Advisor Advanced-systeem. U dient ten minste over de volgende kennis te beschikken om dit document efficiënt te kunnen gebruiken: • basiskennis van alarmsystemen en -onderdelen; en •...
Model Behuizing Afmetingen (mm) Gewicht (kg) ATS1000A-LP Kunststof 257 x 400 x 112 ATS1000A-IP-LP Kunststof 257 x 400 x 112 ATS2000A-MM Metaal 315 x 388 x 85 ATS2000A-IP-MM Metaal 315 x 388 x 85 Opmerkingen • Mogelijk zijn niet alle types beschikbaar. •...
Pagina 10
viii Advisor Advanced Installatie- en Programmeerhandleiding...
Algemene installatiegegevens Behuizingen van Advisor Advanced De behuizingen met bevestigingsgaten (items 1) worden weergegeven in de afbeeldingen hieronder. Item 2 geeft de locatie van de muurpin van de afneembeveiliging aan. Alle afmetingen worden in mm weergegeven. Figuur 1: Kleine metalen behuizing (-SM) CON16 CON12 CON13...
Figuur 3: Grote polycarbonaat behuizing (-LP) 129.5 126.5 CON16 CON12 CON13 S4 S5 S1 C S2 C S3 C BATT LC-OUTPUTS HC-OUTPUTS SIR TMP AUX POWER INPUTS Figuur 4: Kleine kunststoffen behuizing (-SP) 128.5 CON16 CON12 CON13 11.7 11.7 S4 S5 S1 C S2 C S3 C...
Pagina 13
Figuur 5: Montage kleine (-SM) behuizing afneembeveiliging COM NO Figuur 6: Montage normale (-MM) behuizing afneembeveiliging COM NO Advisor Advanced Installatie- en Programmeerhandleiding...
Gebruikersinterfaces en lezers Figuur 8: ATS111xA- Figuur 9: ATS1135-gebruikersinterface gebruikersinterface (3) (6) (4) (10) (12) (25) (22) (13) (14) (21) (24) (11) .,’?! (10) (11) (23) (16) (17)(15) (19) (18) (12) (13) (14) (15) (16) Menu Enter (17) (18) (20) (19)
Pagina 16
/ Omlaag (15) Omlaag bladeren door menu's Waarde wijzigen Terug Toetsen 1 t/m 9, alfanumerieke gegevens. Zie “Lay-out GI” op (16) Alfanumerieke toetsen pagina 41. Aanvraag om menu’s te openen (17) Menu (18) Enter Stap uitvoeren Voer de geselecteerde menuoptie in (19) Toets 0 Schakeloptie...
Pagina 17
Figuur 10: ATS1190/ATS1192-lezers Figuur 11: ATS1197-lezer met GI Figuur 12: ATS1151/ATS1156 lezers (4) (5) (3) (4) (5) Blauwe LED Toegang verleend Rode LED Aan: gebied ingeschakeld Knipperend: algemene waarschuwing (EN 50131) 2 kleuren LED Groen aan: Netspanning aanwezig Groen knipperend: Wisselstroomvoeding uit, of ontgrendeld terwijl uitgeschakeld Rood aan: alle gebieden ingeschakeld Rood knipperend: ontgrendeld terwijl ingeschakeld...
Onderhoud De inbraakcentrale mag alleen door speciaal onderhoudspersoneel worden onderhouden. De schroef van de behuizing is bedoeld om het product tegen onbedoeld gebruik te beveiligen. Bij metalen behuizingen is de schroef al in de fabriek geïnstalleerd. Bij plastic behuizingen moet de schroef, aanwezig in de behuizing, voor de eerste ingebruikname worden geïnstalleerd.
Pagina 19
Voor het verwijderen van een accu: 1. Zorg ervoor dat de status van uw alarmsysteem zodanig is dat u de behuizing kunt openen zonder een sabotage alarm te veroorzaken. 2. Schakel, indien nodig, de netspanning uit en verwijder de deksel van de behuizing.
Montage De centrale wordt bevestigd met schroeven of bouten door de vier bevestigingsgaten in de achterwand van de behuizing. Belangrijk: Als het product op een wand gemonteerd wordt, zorg er dan voor dat de steun minimaal 3 keer het gewicht van het product kan ondersteunen.
Pagina 21
- In geval van een vaste aansluiting dient er een aparte groep gebruikt te worden. - Soepele aders, welke aangesloten worden op de netspanningconnector, mogen niet vertind worden. • Vermijd draadlussen in de centrale en leid kabels zodanig dat ze niet op of onder de printplaat liggen.
Aarding WAARSCHUWING: Volg de juiste aardingsprocedure. Aarding van een behuizing met daarin verschillende interfaces Alle interfaces die voor het systeem zijn ontworpen zijn voorzien van metalen aardaansluitingen die zijn verbonden met de metalen behuizing. Let erop dat de aardaansluitingen goed contact maken met de metalen behuizing (voorkom dat verf de verbinding blokkeert).
Afscherming De afscherming van alle bekabeling binnen het systeem mag uitsluitend aan één kant op een gemeenschappelijk aardingspunt in een gebouw worden aangesloten (zie Figuur 13 hieronder). Van een afgeschermde databuskabel dient de afscherming van zowel de inkomende als de uitgaande kabel te worden aangesloten als de kabel via meerdere interfaces met een kunststof behuizing loopt.
Bekabeling Advisor Advanced Aanbevolen bedrading systeemdatabus De TERM-jumper moet zijn geplaatst of DIP-switch moet zijn ingesteld op ON of een 470 Ω weerstand moet zijn aangebracht op de eerste en laatste interface op de systeemdatabus. Bij een “ster”-configuratie van de bekabeling is de TERM- afsluiting alleen aangebracht op de interfaces aan de uiteinden van de twee langste systeemdatabuskabels.
aantal apparaten dat is toegestaan op de databus wordt opgegeven in '“Algemene kenmerken” op pagina 26. Ingangen-aansluitingen De ingangen zijn ingesteld als standaard EOL vrij programmeerbare ingangen. Door de ingangen als dubbellus te programmeren, kunnen alle ingangen zo worden ingesteld dat een aantal verschillende statusmeldingen kunnen worden gecreëerd op dezelfde ingang.
van alarm- en sabotage statussen. Afhankelijk van de geprogrammeerde instellingen, kunnen er meerdere statussen zijn gedefinieerd als maskeringsalarm of melderstoring. Deze statussen kunnen de volgende zijn: • Kortsluiting (sabotage) • Actief (alarm) • Normaal • Maskering • Melderstoring • Open (sabotage) Figuur 16: Voorbeeld van Dubbellus ( ) 2 ( ) 2...
Pagina 27
Ingangsstatus Aansluit- details [1] Enkel NC (Item 1) R (kΩ) — — — — Geen EOL <1 >1 — — — — U (V) <3,5 >3,5 Opmerking: Waarden voor andere EOL's zijn gelijk aan Dubbel, behalve alle bereiken met uitzondering van Normaal zijn alarmbereiken. Enkel NO (Item 2) R (kΩ)
Typen EOL-aansluiting De volgende EOL-aansluitingen worden gebruikt voor de verschillende invoertypen en EOL-waarden. Zie voor meer informatie “Waarden voor eindelijnsweerstanden” op pagina 16. Figuur 17: Type aansluiting 1 = Enkel NC 2 = Enkel NO (3) Dubbel A (standaard) (4) Dubbel A met AM (5) Dubbel B (6) Dubbel C met AM (7) Dubbel D met AM...
Sirene-aansluiting Figuur 18: Voorbeelden sirene-aansluiting S3 S4 S5 S1 C S2 C LC-OUTPUTS HC-OUTPUTS SIR TMP AUX POWER (1) EOL-weerstand sirene (1 kΩ). Deze (3) Flitslicht.Maximaal 50 mA. moet zijn geïnstalleerd, indien de (4) Sirene sabotage EOL weerstand. sirene niet over een ingebouwde (5) Sirene sabotage (normaal gesloten).
Pagina 31
LET OP: Als de PSTN-lijn wordt verschaft via het ADSL-netwerk, moet u ervoor zorgen dat ten minste ADSL splitter/filter wordt gebruikt, anders is de PSTN- communicatiekwaliteit mogelijk te laag voor een betrouwbare rapportering. Ethernet verbinding Figuur 20: Ethernet verbinding (1) Ethernet RJ45 De Ethernet poort is een verbinding volgens de IEEE 802.3u standaard en ondersteund 10BASE-T of 100BASE-TX verbindingssnelheden.
Configuratie De centrale terugbrengen naar standaardinstellingen Wanneer de centrale voor het eerst wordt gestart, wordt u gevraagd de juiste standaardinstellingen te kiezen. Kies de standaardinstellingen conform uw lokale regelgeving. De centrale voltooit vervolgens het intallatieproces. Zie “Voor de eerste keer opstarten” op pagina 44 voor meer informatie. Opmerking: Tenminste één LCD bediendeel dient aangesloten te zijn op de databus.
Pagina 33
Het maximum aantal uitgangen voor elke centrale wordt weergegeven in “Specificaties > Algemene kenmerken” op pagina 26. Opmerkingen • Open collector uitgang S4 is actief wanneer gebied 1 volledig is Ingeschakeld. Open collector uitgang S5 is actief wanneer er een brandreset wordt uitgevoerd.
Ingangen en uitgangen nummering In Tabel 4 hieronder ziet u de nummering van ingangen en uitgangen in het Advisor Advanced-systeem. Tabel 4: Nummering van ingangen en uitgangen Apparaat Ingangen Uitgangen Apparaat Ingangen Uitgangen Centrale 1–8 1–8 2X ATS1810 17–24 [1] relaiskaarten Ingangenmodule 9–16...
Specificaties Zie “Lijst van bekende centralevarianten” op pagina vi voor een overzicht van centrales. Netspanningspecificaties 230 V wisselspanning +10%, −15%, 50 Hz 10% Netspanning (primaire trafo zijde) Stroomverbruik bij 230 V~: ATS1000A(-IP) 300 mA max. ATS2000A(-IP) 500 mA max. Transformatoruitgang: ATS1000A(-IP)-SM/LP 20 VAC, 31 VA ATSx000A(-IP)-MM...
[1] Uitgangsstroom beschikbaar voor Aux. en accu laadstroom. [2] Maximale continu stroom voor externe apparatuur waarbij geen enkele alarmconditie aanwezig is. De som van de hulp- en COMM-voedingsuitgangen mag niet hoger zijn dan de hoeveelheid die opgegeven wordt op pagina 28 van “Uitgangsstroom en accu-capaciteit”. [3] De accu-uitgang beschermt de accu tegen kortsluiting (in overeenstemming met de VdS- vereisten).
Standaard uitgangen op de print S1, S2 Elektronische uitgang hoog vermogen, classificatie: 1 A bij 13,8 V S3, S4, S5 [1] Elektronische uitgang laag vermogen, classificatie: 50 mA bij 13,8 V [1] De kabellengte voor de verbinding van de LC open collector uitgangen mag niet langer zijn dan 30 m.
Algemene toetsreeksen De autorisatiemethode is afhankelijk van de systeeminstellingen. Zie “2.2.1.n.3.5 Inlog opties” op pagina 72 voor meer informatie. Opmerking: Wanneer er drie keer een foutieve PIN-code wordt ingevoerd op een GI, wordt deze voor 120 seconden geblokkeerd. Algemene toetsreeksen voor LCD-gebruikersinterface Tabel 7: Algemene toetsreeksen voor LCD-gebruikersinterface Actie Geprogrammeerde methode...
Actie Geprogrammeerde methode Toetsreeks Menutoegang [2] Menutoegang met PIN-code Menu, PIN, Enter PIN, Menu Menutoegang met kaart Menu,kaart Menutoegang met kaart en PIN-code Menu, kaart, PIN, Enter Kaart, PIN, Menu Dwang [4] Dwang met PIN Willekeurige toets (Aan / Uit / Gedeeltelijk in.), dwangcode, Enter...
Pagina 41
Actie Geprogrammeerde methode Toetsreeks Inschakelen met kaart en PIN-code Aan, kaart, PIN, Aan Kaart, PIN, Aan Uitschakelen Uitschakelen met PIN-code Uit, PIN, Aan [2][3] PIN, Uit Uitschakelen met kaart Kaart Uit, kaart Uitschakelen met kaart en PIN-code Uit, kaart, PIN, Aan ...
Functietoetsen Gebruik Tabel 9 hieronder om functionaliteit en beschikbaarheid van functietoetsen te beschrijven. Zie ook “2.2.1.n.3.10 Functietoetsen” op pagina 74. Tabel 9: Functietoetsen Actie Toets F1 (F + 1) F2 (F + 2) F3 (F + 3) ...
Programmeervolgorde Advisor Advanced-centrales bieden talloze opties die ontworpen zijn om aan allerlei behoeften tegemoet te komen. Om problemen bij het configureren van deze centrales te voorkomen, dienen de juiste parameters te worden gebruikt. Het aanhouden van een goede structuur zorgt ook voor een doeltreffender manier van programmeren.
Geavanceerde instellingen De stappen die in "Basisinstellingen" zijn vermeld dienen altijd doorlopen te worden voor ieder systeem. Bovendien kunnen de volgende onderdelen worden geprogrammeerd. 1. Programmeer extra systeemopties via het menu “8 Systeem” (zie pagina 146). 2. Programmeer upload-/downloadfunctionaliteit via het menu “9.4 PC verbinding”...
Pagina 45
Tabel 11: Installateursmenu's met testopties Menu-optie Beschrijving 1 Service Een overzicht weergeven van alle voorkomende gebeurtenissen Een overzicht van alle geactiveerde ingangen, sabotages en storingen Voer diverse testen en diagnostiek uit De mogelijkheid om het systeem opnieuw te installeren 2 LAN-modules Een overzicht van alle GI's en alle DI's en hun huidige status 4 Ingangen en fob's De mogelijkheid om ingangen te blokkeren / de blokkering op te heffen...
Het menu Advisor Advanced Als u probeert een optie te selecteren waarvoor u niet geautoriseerd bent, (bijvoorbeeld gebruikersmenu's), wordt op het scherm het volgende bericht weergegeven: FOUT Geen toegang Opmerking: Wanneer er drie keer een foutieve PIN-code wordt ingevoerd op een GI, wordt deze voor 120 seconden geblokkeerd.
Pagina 47
• Geïnstalleerde uitbreidingen (bijvoorbeeld, draadloze module of GSM- communicatiemodule) • Paneelvariant wordt geconfigureerd tijdens de eerste keer opstarten. Raadpleeg “Voor de eerste keer opstarten” op pagina 44 voor meer informatie. Advisor Advanced Installatie- en Programmeerhandleiding...
De instellingen programmeren Toegang tot het installateursmenu Het Advisor Advanced-systeem wordt geprogrammeerd vanuit het installateursmenu. Voordat u het installateursmenu kunt openen, dienen alle gebieden uitgeschakeld te zijn. Afhankelijk van de systeeminstellingen wordt u mogelijk gevraagd de behuizing van de centrale te openen alvorens het systeem geconfigureerd kan worden.
7. Druk opnieuw op Enter. U bevindt zich nu in het installateursmenu. Het volgende scherm verschijnt: 1>Service 2 LAN modules Via dit scherm heeft u nu de volgende mogelijkheden: Optie Actie Resultaat Selectie wijzigen Druk op Omhoog of Omlaag De vorige of volgende menuoptie wordt geselecteerd Menu-optie openen Geef het nummer van de...
Pagina 50
Hoe te programmeren De wijze van programmeren hangt af van de te programmeren opties. Voor sommige opties dient u een waarde in te vullen, voor anderen dient u Ja/Nee te selecteren. Programmeren van waardes 3 Inlooptijd > < • 1 tot 0: Voer de nieuwe gegevens in •...
Een hostadres bewerken Host naam > < Voer op dezelfde manier als is beschreven in “Tekst invoeren” op pagina 40 een van de volgende onderdelen in: • Een IP-adres in de notatie nnn.nnn.nnn.nnn. Bijvoorbeeld, 192.168.1.20. • Een hostnaam in de vorm van een tekenreeks. Bijvoorbeeld, “utc.com”. In dit geval moet de DNS-server zijn geconfigureerd in “9.3.n.5 DNS config”...
Toets Tekenreeks Spatie − Tabel 13: Layout van GI ATS1135 voor invoer van tekst Toets Tekenreeks ‘ & < > Spatie De indeling van de GI en de menutekst zijn afhankelijk van de taal die is geprogrammeerd voor de gebruiker die momenteel is aangemeld. De indeling kan veranderen afhankelijk van de context van de bewerkte waarde.
Gebruik de toetsen Omhoog en Omlaag om een woord te kiezen (indien er meerdere zijn). Selecteer het voorgeprogrammeerde woord met de Enter-toets. Indien het getypte woord niet overeenkomt met een woord uit de bibliotheek, wordt u gevraagd of u het woord wilt opslaan. Geen hint tvgn [staart_ Gebruik de toets gedeeltelijk inschakelen als u het woord onder de cursor wilt...
Voor de eerste keer opstarten Wanneer de centrale voor de eerste keer wordt opgestart, wordt u gevraagd om een installatie uit te voeren. INFO Instal vereist Let op: De eerste systeeminstallatie kan uitsluitend vanaf GI 1 worden uitgevoerd. Het is noodzakelijk om de juiste standaardwaarden voor dit systeem in te stellen alvorens u begint te programmeren.
Pagina 55
Opmerking: Indien de lengte van de PIN-code is ingesteld als langer dan 4 cijfers, worden er nullen toegevoegd aan het einde. Als het systeem bijvoorbeeld is geconfigureerd voor een PIN-code met 6 cijfers, wordt de installateurscode 127800. Bevestig elke code met Enter. Op het scherm wordt de voortgang van de installatie weergegeven met een percentage.
Service 1 Service 1>Toon logboek 2 Testen Het servicemenu verschaft een installateur met opties voor inbedrijfstelling en onderhoud, zoals hardwareoverzicht, overzicht van logboeken, enz. 1.1 Toon logboek 1>Alle 2 Verplicht U kunt zo snel en gemakkelijk zien welke alarmen zijn opgetreden. Deze informatie is handig wanneer er een alarm is hersteld, zonder dat er onderzoek is gedaan naar de oorzaak hiervan.
Testopties 1.2 Testen 1>Ingangstest 2 Trildetec test Dit menu verschaft toegang tot alle testfuncties. 1.2.1 Ingangstest 1>Ingangstest 2 Aant.ing.gebr. Open dit menu voor een test van de ingangen. 1.2.1.1 Toon open zones 0>Ingang 1 Centrale Selecteer Zone om het ingangsnummer te selecteren. Of, selecteer eerst een ingangslocatie (centrale, module of DI) en voer vervolgens het nummer van de (fysieke) input op deze locatie in.
Pagina 58
1.2.1.3 RF RSSI test 1>DI 1 2 DI 5 Selecteer eerst een ingangslocatie. Opmerkingen • Alleen ingeleerde RF-modules worden weergegeven. • De functie wordt niet ondersteund in draadloze uitbreidingsmodules ATS1235 met een firmwareversie ouder dan 1.13. Voer het fysieke ingangsnummer van deze locatie in. De RSSI wordt getoond voor de geselecteerde zone.
• SS: Storing korte bewaking • LS: Storing lange bewaking • D: Brandmelder is vervuild 1.2.1.5 Cam bereik test 17 Camera 17 18 Camera 18 Met de bereiktest kunt u de ontvangst van het draadloze PIR camerasignaal controleren. Selecteer een camera om de bereiktest te activeren Camera 17 In bereiktest In deze modus tonen de geselecteerde draadloze PIR-camera's de...
Selecteer eerst de ingangslocatie (centrale of module). Voer vervolgens het (fysieke) ingangsnummer van deze locatie in. De ingangsweerstand verschijnt. Centrale 1.1 4,6 kOhm Waardes hoger dan 65 kΩ worden als een open staat opgevat. U kunt door de lijst ingangen scrollen door op pijl naar boven of onder te drukken.
De status van de uitgang wordt weergegeven. Centrale 1.1 U kunt nu het volgende doen: • De status wijzigen met de Entertoets. • Door de lijst met uitgangen bladeren. Druk op Omhoog of Omlaag. • Uitgangtest afsluiten. De uitgang wordt dan weer ingesteld op de oorspronkelijke status.
Pagina 62
1.2.5 Looptest 1>Start 2 Opties Met de looptest kunt u de ingangen testen. De ingangen dienen van de status normaal naar geactiveerd of van geactiveerd naar normaal geschakeld te worden. In de loopteststand wordt elke gewijzigde status aangegeven met de zoemer van de GI of de interne sirene.
Hiermee wordt de installateurslooptest gestart voor ingangen waarvoor de installateurslooptestoptie is ingeschakeld (zie “4.1.n.6.10 Installateurslooptest” op pagina 103). De gebieden die u wilt testen moeten zijn uitgeschakeld. Opmerking: Als zones die een alarm genereren ongeacht de status van het gebied, bijvoorbeeld een 24 uur type, deel uitmaken van de looptest, worden deze tijdelijk uitgeschakeld en kunnen geen alarm genereren.
1.2.5.2.2 Gebruik zoemers 2 Gebr.zoemer? >Nee< Als deze optie is ingesteld op Ja, wordt bij de activering van elke geteste ingang GI-zoemers geactiveerd. 1.2.5.2.3 Niet getest in logboek 3>Log niet getst >Ja< Als deze optie is ingesteld op Ja, worden de niet-geteste ingangen opgeslagen in het systeemlogboek.
Waarde Beschrijving Eerste inschakeling van de dag De gebruiker wordt gevraagd een looptest uit te voeren bij de eerste inschakeling van elke dag Eerste inschakeling van de week De gebruiker wordt gevraagd een looptest uit te voeren bij de eerste inschakeling van elke week Eerste inschakeling van de maand De gebruiker wordt gevraagd een looptest uit te voeren bij de eerste inschakeling van elke maand...
1.2.5.4 Looptest mod. 4 Looptest mod. >Nee< Met een speciale looptestmodus kunt u de functionaliteit van het volledige alarmsysteem controleren. In deze modus moet een onderhoudstechnicus of bewaker zoveel mogelijk acties uitvoeren in de bediening van het alarmsysteem. Dit kan het in- en uitschakelen, inlopen en uitlopen, activeren van alle melders en sabotages omvatten.
Pagina 67
Als “1.2.6.n.1 Testmelding modus” op pagina 56 ingesteld is op Tijd, definieert het menu de tijd waarop de testmelding uitgevoerd wordt. De tijd van de testmelding is ingesteld in 24-uursindeling, als UU:MM. 1.2.6.n.3 Verleng 3 Verleng >Nee< Met deze optie definieert u of de interval van de testmelding moet worden ingesteld vanaf de vorige testmelding of vanaf de vorige succesvolle gebeurtenisrapportage.
Pagina 68
1.2.7 IP diagnose 1>ETH >>> Het menu IP diagnose biedt toegang tot de diagnoseopties voor IP-aansluitingen. 1.2.7.n Interface kiezen 1>IP statistiek >>> Kies een interface voor diagnose. Afhankelijk van de firmware van de centrale en de hardware, zijn mogelijk de volgende interfaces beschikbaar: •...
Pagina 69
1.2.7.n.3 Ping PC 1>PC verbind. 1 ---------------- Met de opdracht Ping PC kunt u een ping naar de opgegeven PC versturen indien deze is geconfigureerd als een PC-verbinding via IP. Deze functie is hetzelfde als de functie in het menu 9.4 PC verbinding. Zie voor meer informatie “9.4.1.n.4.3 Ping host”...
1.2.8.1 PIN status 1>PIN status Normaal De PIN-status is een optie waarmee je controleert wat de PIN-acceptatiestatus is. De status kan een van de volgende zijn : • Normaal: Geaccepteerd door de SIM. • Onbekend: De status is onbekend. • Nog 1 poging! De SIM-kaart geeft nog één poging om de correcte PIN-code in te geven.
• Gestopt: GPRS-functionaliteit is beschikbaar maar de verbinding is gestopt vanwege het verstrijken van de verbindingstijd. Zie voor meer informatie “9.3.n.7.8 Verbreek tijd” op pagina 196. • Geen data: Onbekende fout. 1.2.8.6 Netwerk naam 6>Netwerk naam Provider Netwerknaam is de naam van het GSM-netwerk (provider) waarop de GSM- kiezer is geregistreerd.
Tabel 20: Brcht zend 24h submenu’s Menu Beschrijving 1.2.8.9.1 Alle SMSen Alle berichten. 1.2.8.9.2 Rapport SMSen Rapportage berichten. 1.2.8.9.3 Onbekende SMS Gebruiker SMS-controleberichten die niet worden herkend en daarom worden doorgestuurd naar de Hoofdgebruiker. Opmerking: Deze teller werkt alleen indien SMS doorsturen ingeschakeld is.
Pagina 73
1.2.9.1.m.n.1 Test tijd 1 Test tijd > 10< Stel de duur (in minuten) in voor de accutest. Het toegestane bereik is 2 tot 254. 1.2.9.1.m.n.2 Accu test per. 2 Accu test per. >Niet actief< Stel automatische accutestfrequentie in. De volgende waarden zijn mogelijk: •...
1.2.9.2.m.n.2 Start/Stop tst 2>Start test? >Ja< Start accu test. Testduur is ingesteld in “1.2.9.2.m.n.1 Testtijd” op pagina 63. Indien de accutest voor dit apparaat al wordt uitgevoerd, wordt u gevraagd deze test te stoppen. 1.2.10 Paneel diagnose 1>Systeem V/A Accu spanning Met paneeldiagnostiek kunt u bepaalde elektrische gegevens controleren, bijvoorbeeld stroom en spanning.
Als de kaart niet bekend is, worden het type en de gegevens van de kaart weergegeven in hetzelfde formaat als in het logboek. KAART/TAG 98832665774 Bied een andere kaart aan of druk op X om te menu te verlaten. 1.2.12 Demo modus 1-8 Demo modus >1234..<...
1.3.1 Versie paneel ATS1000A 1.0 TR_019.019.0085 In het menu Versie paneel wordt informatie weergeven over de firmwareversie van het paneel. 1.3.2 Taal centrale Het scherm toont de taal van de centrale die tijdens de installatie ingesteld is. Zie “Voor de eerste keer opstarten” op pagina 44 voor meer informatie. 1.3.2 Standaardwaarden Het scherm toont de standaardwaarden van de centrale die tijdens de installatie ingesteld zijn.
1.5.2 Centrale sab 2>Centrale sab Open het menu Centrale sab om de centrale te blokkeren. De sabotagetimer van de centrale wordt gestart. Als de centrale al is geblokkeerd, wordt blokkering door het openen van dit menu ongedaan gemaakt. 1.6 Herinstallatie 5 Herintallatie >Annuleren<...
LAN-modules 2 LAN-modules 1>Mod weergeven 2 Mod bewerken Er zijn twee soorten LAN-modules: • Een GI wordt gebruikt voor aansturing van het systeem, bijvoorbeeld voor het in- of uitschakelen van gebieden. Afhankelijk van het type gebruikersinterface, zijn er extra functies beschikbaar, zoals LCD-schermen, menu’s voor het instellen van de tijd en de datum, enz.
Teken Status MI bus-module is online, maar niet geconfigureerd (nieuw) MI bus-module is online, maar het adres conflicteert met een andere module TDA74xx serie IP/GPRS-kiesmodule is online en geconfigureerd (gepolled) — Geen module Druk op Wissen om dit scherm af te sluiten. Druk op Enter en selecteer vervolgens OK om de nieuwe configuratie te bevestigen.
GI modules 2.2.1 GI modules 0>GI toevoegen 1 GI 1 Druk op 0 om een GI toe te voegen, of een nummer om een bestaande te configureren. Opmerking: Het maximum aantal apparaten dat is toegestaan op de databus wordt opgegeven in "Algemene kenmerken” op pagina 26. GI instelling 2.2.1.0 GI toevoegen GI nummer...
Pagina 81
2.2.1.n.1 LANadres 2>LAN adres Dit is een informatief scherm waarin het LAN-adres wordt getoond dat is ingesteld met DIP-switches of geprogrammeerd binnen de GI. 2.2.1.n.3 GI instellingen 3>GI instelling >>> De onderstaande menu's voor GI instellingen zijn noodzakelijk voor het configureren van de geselecteerde GI.
Pagina 82
2.2.1.n.3.4 Bedien gebied 4>Bedien gebied 12.4..Met dit menu kunt u gebieden selecteren die door deze GI kunnen worden beheerd. De gebieden worden weergegeven in een keuzeoptie. Als u de selectie wilt wijzigen, drukt u op Enter of Rechts en selecteert u de desbetreffende gebieden.
Pagina 83
2.2.1.n.3.5.3 1 x in-/uitschakelen 3 1xin-/uitsch. >Uit< Eenmalige badge in-/uitschakelen bepaalt of de geselecteerde GI u toelaat gebieden in of uit te schakelen met één badge. De volgende waarden zijn mogelijk: • Uit: Een badge kan geen in- of uitschakelhandelingen uitvoeren •...
Pagina 84
2.2.1.n.3.7 Blokkeer GI 7 Blokkeer GI >Nee< Gebruik de opdracht Blokkeer GI om sabotagemeldingen van de geselecteerde GI uit te schakelen. De GI blijft operationeel. 2.2.1.n.3.8 Zoemer stil 8 Zoemer stil >Nooit< Het is mogelijk om de GI-zoemer uit te schakelen voor bepaalde gebeurtenissen. De volgende opties zijn beschikbaar: •...
Pagina 85
2.2.1.n.3.11 Geb. Ind LED1 11 Geb. Ind LED1 >..< Met Geb. Ind LED1 kunt u gebieden toewijzen aan de programmeerbare LED1 van de GI. De indicator is groen indien alle gebieden toegewezen zijn en kunnen worden ingeschakeld. Het verandert in rood indien enig toegewezen gebied (gedeeltelijk) is ingeschakeld.
Pagina 86
2.2.1.n.3.14 LCD backlight 14 Status wrgave >Altijd aan< De LCD backlight-optie bepaalt wanneer de GI-display is verlicht. De volgende opties zijn beschikbaar: • Altijd aan: LCD backlight schakelt nooit uit. • Normaal: LCD backlight schakelt uit na een bepaalde ongebruikte tijd. •...
Pagina 87
2.2.1.n.4 GI menu 4>GI menu >>> Het GI menu geeft toegang tot het GI-programmeermenu. Zie de desbetreffende GI-handleiding voor deze menuomschrijving. 2.2.1.n.5 GI wissen 5 GI wissen >Annuleren< Als u de GI wilt wissen, drukt u op Enter, selecteert u OK en drukt u opnieuw op Enter.
DI modules 2.2.2 DI modules 0>DI toevoegen 1 DI 1 Druk in het menu DI module op 0 om een DI toe te voegen, of een nummer om een bestaande module te configureren. Opmerking: Het maximum aantal apparaten dat is toegestaan op de databus wordt opgegeven in "Algemene kenmerken”...
Pagina 89
3>DI ingangen 17-32 257-272 Zie ook “2.2.2.n.4.6 DI modus” op pagina 81 voor meer informatie. 2.2.2.n.4 DI instelling 4>DI instelling >>> De onderstaande DI instellingenmenu's zijn noodzakelijk voor het configureren van de geselecteerde DI. Opmerking: De beschikbare opties zijn afhankelijk van het type DI. 2.2.2.n.4.1 DI naam 1 DI naam >DI 1...
2.2.2.n.4.5 EOL-weerstand 5 EOL-weerstand >4k7< Het End of line weerstandmenu geeft de mogelijkheid om de weerstandswaarde van de ingangen van de DI te bepalen. Deze instelling is gelijk aan de EOL- weerstandmodus, welke is beschreven in menu “8.5.2 EOL-weerstand” op pagina 161.
Pagina 91
2.2.2.n.4.4.1 Korte supervisie 1 Korte superv. >20< De korte supervisie wordt gebruikt om de activering uit te schakelen als de draadloze DI geen supervisiebericht van een sensor ontvangt binnen de korte supervisietijd. Het toegestane bereik ligt tussen 20 en 1920 minuten. 2.2.2.n.4.4.2 Lange supervisie 2 Lange superv.
Opmerkingen • 32-ingangenmodus is alleen beschikbaar in de draadloze DI met firmwareversie 2.0 of hoger. • Ingangen die zijn toegewezen aan ingangen 17-32 grenzen niet aan de ingangen die zijn toegewezen aan 1-16 van de DI. Bijvoorbeeld, de eerste 16 ingangen zijn toegewezen aan centrale-ingangen 17 tot 32, en ingangen 17 tot 32 zijn toegewezen aan ingangen 257 tot 272.
Pagina 93
• Aangepast type 1: Door de gebruiker te programmeren type 1 • Aangepast type 2: Door de gebruiker te programmeren type 2 Zie ook “Gebeurtenistypen van de camera” op pagina 215. 2.2.2.n.4.9.1.1 Inbraak set. 1>Foto aantal Open het Inbraak-instellingenmenu voor het configureren van beeldinstellingen voor inbraakalarmen.
Pagina 94
2.2.2.n.4.9.1.6 Storingen set. Zie “2.2.2.n.4.9.1.1 Inbraak set.” op pagina 83 2.2.2.n.4.9.1.7 Aangepast type 1 2.2.2.n.4.9.1.8 Aangepast type 2 Aangepaste types worden gebruikt met conditiefilters voor camera-activering. Zie “2.2.2.n.4.9.1.1 Inbraak set.” op pagina 83 2.2.2.n.4.9.2 Foto geheugen Foto's: 12 Vrije: 23 Vrije: 3,0 MB Totale: 4 Het informatiescherm toont het aantal beelden dat momenteel is opgeslagen in...
Gebruikers en gebruikersgroepen 3 Gebruikersmenu 1>Gebruikers 2 Gebr groepen Met behulp van dit menu kunt u gebruikers aan het Advisor Advanced-systeem toevoegen, bewerken of verwijderen. Met dit menu kunt u tevens gebruikersgroepen bewerken. Advisor Advanced Installatie- en Programmeerhandleiding...
Gebruikers 3.1 Gebruikers 0>Gebr toevoegen 1 Installateur Met dit menu kunt u gebruikers toevoegen, verwijderen en bewerken. Opmerking: Als het systeem compatibel is met EN 50131, kunt u alleen uw eigen gebruikersinstellingen wijzigen en alleen nieuw toegevoegde gebruikers aanpassen. Zie voor meer informatie “Blokkeer gebruiker data” op pagina 87. Voor de gebruikersprogrammering worden de volgende gegevens ingesteld: •...
Blokkeer gebruiker data Als een systeem is geconfigureerd als compatibel met EN 50131, heeft u geen toestemming om instellingen aan te passen voor een bestaande gebruiker (anders dan uzelf). Een nieuwe gebruiker kan alleen worden aangepast wanneer deze word toegevoegd, en een bestaande gebruiker kan alleen worden verwijderd.
Pagina 98
3.1.n.2 PIN 1>PIN wijzigen >>> In dit menu kan de PIN-code van de gebruiker worden gewijzigd, alsmede de gebruikerscode op afstand worden ingesteld. 3.1.n.2.1 PIN wijzigen 1 PIN *********** De PIN-methode van het Advisor Advanced-systeem kan op een van de volgende manieren worden geconfigureerd: ...
Pagina 99
Als u PIN op afstand wilt inschakelen, gebruikt u “3.1.n.2.2.2 Activeer inloggen” hieronder. 3.1.n.2.2.2 Activeer inloggen 2>Act. inloggen >Ja< Gebruik de opdracht om PIN op afstand in te schakelen. Let op: Na inschakeling, kan PIN op afstand niet worden uitgeschakeld of lokaal gewijzigd, en is het menu PIN op afstand uitgeschakeld.
Pagina 100
3.1.n.4 Fob’s 0>Voeg Fob toe 1 Fob 1 Met behulp van dit menu kunt u alle geprogrammeerde fobs voor de geselecteerde gebruiker weergeven, een bestaande fob selecteren of een nieuwe fob maken. De inhoud van het menu is vergelijkbaar met het “4 Ingangen en fob's > 4.2 Fobs”...
Opmerking: De gebruikersgroep voor de installateur kan alleen aan de installateur worden toegewezen. Voor meer informatie over gebruikersgroepen, zie “3.2 Gebruikersgroepen” op pagina 93. Mobiele telefoonopties 3.1.n.7 SMS en Spraak 1>Gebr. Telefoon Geen Het SMS & Spraakmenu bevat configuratiemenu’s voor SMS en spraakdoormelding.
Pagina 102
Deze optie kan alleen aangepast worden als de gebruiker een gebruikersgroep heeft waarin de SMS controle op actief staat. Zie “3.2.n.5 Gebruikersgroepopties” op pagina 95 voor meer informatie. Opmerking: SMS controle voor een gebruiker wordt uitgeschakeld, wanneer er 10 ongeldige SMS-opdrachten verstuurd zijn. Zie de Handleiding Advisor Advanced SMS controle voor meer informatie.
Gebruikersgroepen 3.2 Gebruikersgroepen 0 GG toevoegen 1>Installateur Dit programmeermenu wordt gebruikt voor het configureren van informatie over gebruikersgroepen. Wat is een gebruikersgroep? Een gebruikersgroep wijst functionaliteit toe aan gebruikers voor het aansturen van het Advisor Advanced-systeem met betrekking tot alarmfuncties (ook wel alarmcontrole geheten).
3.2.n.1 Naam gebruikersgroep 1 Naam GG >Gebr groep 6 < Gebruik de GG-naamoptie om de gebruikersgroepnaam in te stellen. Druk op Enter om de naam te bewerken of op Wissen om te annuleren. De naam van de gebruikersgroep mag maximaal 16 tekens lang zijn. 3.2.n.2 Gebruikersgroep type 2 GG type >Standaard gebr<...
Pagina 105
Optie Gebruikersgroep Standaard Hoofd- Installateur Bewaker gebruiker gebruiker 18. Menu toegang Y (U) Y (U) Y (U) 19. Installateurstoegang N (U) Y (U) N (U) 20. Toegang logboek N (U) Y (U) Y (U) 21. Stop rapport N (U) N (U) N (U) 22.
Pagina 106
Tabel 24: Gebruikersgroepopties als gebruikersprivileges Optie Beschrijving Volledig inschakelen Gebieden inschakelen. Gedeeltelijk inschakelen 1 De mogelijkheid om gedeeltelijk in te schakelen via 1. Gedeeltelijk inschakelen 2 De mogelijkheid om gedeeltelijk in te schakelen via 2. Uitschakelen De mogelijkheid om uit te schakelen. Overbruggen De mogelijkheid om ingangen te overbruggen.
Optie Beschrijving 28. Fob's inleren Een fob programmeren. 29. Remote foto's Het triggeren van afbeeldingen op afstand activeren. 30. Foto verwijderen Verwijder afbeeldingen. 31. PAC configuratie Configureer PAC-communicatie Beperking gebruikersprivilege De optie Gebruikers toevoegen (zie Tabel 24 op pagina 96) bepaalt of de gebruiker nieuwe gebruikers kan toevoegen en welke gebruikersrechten deze nieuwe gebruikers hebben.
Ingangen, fob's en camera's 4 Ingangen en fob's 1>Ingangen 2 FOB's In het hoofdstuk Ingangen en fob's worden alle ingang- en fob-instellingen geprogrammeerd. Elke ingang is een fysieke ingang op de centrale, een opsteekmodule, een DI of op een draadloze DI. Advisor Advanced Installatie- en Programmeerhandleiding...
Ingangen 4.1 Ingangmenu 0>Ing toevoegen 1 Ingang 1 Met behulp van dit menu kunt u alle geprogrammeerde ingangen weergeven, een bestaande ingang selecteren of een nieuwe ingang maken. Ingangopties 4.1.0 Ingang toevoegen 1>Centrale 2 Ing uitbreid Gebruik het menu Ingang toevoegen om een nieuwe ingang toe te voegen. Wanneer een ingang wordt toegevoegd, geef dan aan of de ingang verbonden is aan het aansluitbedieningspaneel, een interne uitbreiding of DI.
Pagina 110
de eindgebruiker niet in staat zijn problemen op te lossen die zich kunnen voordoen bij een specifieke ingang. Als een ingang is gemaakt, krijgt het de standaardnaam "Ingang n". Open dit menu om de huidige naam te bewerken. Een ingangsnaam kan uit maximaal 16 tekens bestaan. 4.1.n.2 Ingangstype 1>Ingangstype Alarm...
Pagina 111
afhankelijk van het ingangstype en of alle toegewezen gebieden zijn ingeschakeld. De functie van de ingang hangt af van het ingangstype dat tijdens het programmeren werd geselecteerd. Op het scherm wordt een overzicht van de gebieden getoond die aan de ingangen zijn toegewezen.
Pagina 112
alle alarmen die tijdens een gedeeltelijke inschakeling optreden verwerkt als lokale alarmen die sirenes, zoemers (indien ingeschakeld) en LED's op GI's activeren. Indien een ingang aan meerdere gebieden is toegewezen, wordt deze pas actief nadat alle toegewezen gebieden zijn ingeschakeld. Als er een combinatie van gedeeltelijk en volledig ingeschakelde gebieden zijn toegewezen aan de ingang, geldt de gedeeltelijk ingeschakelde toestand voor de ingang.
Pagina 113
Opmerking: Het is niet mogelijk om deze optie te gebruiken voor ingangen die aan het laatste ingangsnummer zijn toegewezen. 4.1.n.6.8 Deurbel 8 Deurbel >Uit< Als de optie Deurbel is ingesteld, kan de ingang worden uitgeschakeld en afhankelijk van de “8.8.2 Deurbel” instellingen (zie pagina 168), kan dit een kort signaal activeren op: •...
Pagina 114
4.1.n.6.13 Uitgebreide in/uitloop 13 Uitgebr. I/U >Nee< Indien de optie Uitgebreide in/uitloop is ingesteld op Ja, verlengt de ingangsactivatie de inlooptijd voor de waarde bepaald door “5.n.5 Vooralarmtijd” op pagina 121. Opmerking: Nadat de inlooptijd voorbij is, wordt een lokaal alarm gegenereerd. 4.1.n.6.14 Laatste deur 14 Laatste deur >Nee<...
Pagina 115
4.1.n.6.18 Techn vol in 18 Techn vol in >Nee< Als deze optie is ingesteld op Nee, worden de technische alarmen van deze ingang uitgeschakeld wanneer het gebied volledig is ingeschakeld. 4.1.n.6.19 Tech uit 19 Tech uit >Nee< Als deze optie is ingesteld op Nee, zijn de technische alarmen van deze ingang uitgeschakeld wanneer het gebied is uitgeschakeld.
Pagina 116
4.1.n.6.25 Bevestiging op GI 25 Bev.op GI >GI 1< Bevestigingsopties zijn beschikbaar voor ingangstypes met sleutelschakelaar. Hiermee kunt u een GI bepalen waarop een bepaalde gebruiker automatisch wordt ingelogd. Dit genereert een alarm en foutinformatie wordt onmiddellijk weergegeven op de geselecteerde GI. De bevestigingsessie opent voor 2 minuten.
Pagina 117
Sensor Code Alarm Alarm Over- Over- Super- Herstel Type herstellen brugging brugging uit visie lang supervisie E151 R151 E570 R570 E381 R381 Temp hoog E158 R158 E570 R570 E381 R381 Water E154 R154 E570 R570 E381 R381 Brand E110 R110 E570 R570 E373...
Pagina 118
4.1.n.6.30 IU wap contr 30 I/U in contr. >Nee< Als de in/uitloopzone inschakel controle optie is ingesteld op Ja, moet deze ingang in rust zijn bij het inschakelen van het gebied. De gebruiker kan dan dit gebied niet inschakelen totdat deze ingang in rust is. Deze optie is beschikbaar voor zones van het type in/uitloop en toegang.
Trildetectoropties 4.1.n.7 Trildetector 7>Trildetector >>> De Trildetector is geldig als de “4.1.n.6.12 Trildetector” functionaliteit (zie pagina 103) voor deze ingang is ingesteld op Ja. 4.1.n.7.1 Pulsteller 1>Pulsteller Stel het aantal pulsen in binnen een tijdbestek voor het activeren van de ingang. De volgende opties zijn beschikbaar: •...
Pagina 120
4.1.n.7.1 Sensor ID 1>Sensor ID 10EBA9E Op het scherm kunt u de sensor-id zien. Opmerking: De eerste twee cijfers van de sensor-id bepalen ook het sensortype. Zie Tabel 27 hieronder. 4.1.n.7.2 Sensor type 2>Sensor type Op het scherm kunt u het sensortype zien. De volgende sensortypes zijn beschikbaar: Tabel 27: Draadloze sensortypes Type...
Tabel 28: Draadloze sensoropties Optie Sensortype Beschrijving Reed&contact Deur/raam contact Alarmen van beide bronnen rapporteren Contact Deur/raam contact Reed alarmen negeren Reed&contact Trildetector Alarmen van beide bronnen rapporteren Trildetector Trildetector Reed alarmen negeren Reed Deur/Raam melder, trildetector Alleen reed alarmen rapporteren Tamper actief Rook melder Behuizing sabotage alarmen controleren...
Pagina 122
Selecteer een begin en einde van de ingangsreeks van de module. Het systeem maakt of bewerkt de bestaande ingangen met parameters die gelijk zijn aan de geselecteerde ingang (behalve standaardnamen). Opmerking: Door het kopiëren van ingangsparameters wordt een draadloze module niet gekopieerd. De module moet apart worden geprogrammeerd. Zie “4.1.n.7 RF Details”...
Fobs 4.2 Fobs 0>Voeg Fob toe 1 Fob 1 Met behulp van dit menu kunt u alle geprogrammeerde fob's zien, een bestaande fob selecteren of een nieuwe aanmaken. Proxsleutelopties 4.2.0 Voeg Fob toe Volg een van de procedures beschreven in “Draadloze modules programmeren” op pagina 208 om een fob toe te voegen.
Pagina 124
Tabel 29 hieronder geeft een overzicht van beschikbare knoppen en combinaties. Tabel 29: Fob-knoppen en -combinaties Knoppen Functie Knop 1 Alle gebieden inschakelen Knop 2 Alle gebieden uitschakelen Knop 3 Gedeeltelijk inschakelen 1 alle gebieden. Knop 4 Schakel trigger 99 —...
Pagina 125
4.2.n.5 Verwijder Fob Verwijder Fob? >Annuleren< Gebruik de opdracht Verwijder fob om de fob uit het systeem te verwijderen. Selecteer Ok en druk op Enter. De fob is verwijderd van de centrale en uit de draadloze DI database. Advisor Advanced Installatie- en Programmeerhandleiding...
Camera’s Raadpleeg ook “Camera's gebruiken” op pagina 215 voor meer informatie over camera's. 4.3 Camera's 17>Camera 17 18 Camera 18 Met het menu kunt u cameramodules configureren in draadloze PIR-camera's. 4.3.n Selecteer camera 1>Cameranaam Camera 17 Selecteer een betreffende camera voor configuratie. 4.3.n.1 Cameranaam 1 Cameranaam >Camera 17...
Pagina 127
4.3.n.3.m.2 Event type <n> 2 Event type 1 >Inbraak< Definieer een type van het conditiefilter dat in “4.3.n.3.m Filter selecteren” op pagina 116 is gekozen. De beschikbare filtertypen worden vermeld in “Gebeurtenistypen van de camera” op pagina 215. 4.3.n.3.m.3 Rapporteer als 3 Rapporteer als >Niet gebruikt<...
Pagina 128
4.3.n.6 Max foto's 24u 6 Max foto's 24u >Oneindig< Het maximumaantal fotoverzoeken bepaalt hoeveel alarmen de camera kunnen activeren gedurende een periode van 24 uur of de status Ingeschakeld of Uitgeschakeld. De teller wordt gereset wanneer het gebied de ingestelde status verandert. Het toegestane bereik is 1 tot 400, of 0 (oneindig), hetgeen een onbeperkt aantal alarmen betekent.
Gebieden 5 Gebieden 1>Gebied 1 2 Gebied 2 Elk gebied kan worden geprogrammeerd met een aantal opties, zoals de gebiedsnaam, inloop- en uitlooptijden, enz. Kies voordat u verder gaat het gebied dat u wilt configureren. Opties voor gebieden 5.n Gebied selecteren 1>Gebiedsnaam Gebied 1 Voer het nummer in van het gebied dat u wilt programmeren.
Pagina 130
5.n.2.1 Uitlooptijd 1 5.n.2.2 Uitlooptijd 2 Stel uitlooptijden in voor zonetypes in/uitloop 1 en in/uitloop 2. Zie “5.n.2 Uitlooptijd” op pagina 119 voor meer informatie over de programmering van uitlooptijden. 5.n.2.3 G.IN Uit.tijd1 5.n.2.4 G.IN Uit.tijd2 Stel de gedeeltelijk inschakel uitlooptijden in voor zonetypes in-/uitloop 1 en in- /uitloop 2.
Pagina 131
5.n.3.3 G.IN Inl.tijd1 5.n.3.4 G.IN Inl.tijd2 Stel de gedeeltelijk inschakel inlooptijden in voor zonetypes in/uitloop 1 en in/uitloop 2. Gedeeltelijk inschakel inlooptijden worden op dezelfde manier ingesteld als volledig inschakel inlooptijden. Zie “5.n.3 Inlooptijd” op pagina 120 voor meer informatie over de programmering van inlooptijden. 5.n.4 Waarschuwings Tijd 4 Waarschuw Tijd >...
Pagina 132
• Direct: Het alarm wordt direct doorgemeld. 5.n.8 Herhaal insch 8 Herhaal insch >Uit< Met Herhaal insch wordt gedefinieerd wanneer gebruikers een automatische inschakeling kunnen uitstellen of annuleren. Als deze optie is ingesteld op Aan, kunt u een automatische inschakeling uitstellen gedurende de waarschuwingstijd (zie “5.n.4 Waarschuwings Tijd”...
Filters, uitgangen en triggers 6 Uitgangen & filters 1>Conditiefilter 2 Uitgangen In dit hoofdstuk over programmering worden alle uitgangen, filters en activeringen, en hun opties geprogrammeerd. Uitgangen op de centrale of DI, alsmede systeemactiveringen kunnen worden geactiveerd. Advisor Advanced Installatie- en Programmeerhandleiding...
Conditiefilters 6.1 Conditiefilters 01>Interne sire> 02 Externe siren Een conditiefilter is een combinatie van voorwaarden in logische functies. Er zijn maximaal 64 conditiefilters te programmeren. Hoe werken conditiefilters Met een conditiefilter kunt u uitgangen en gebruikersgroepen beheren. Een filter kan maximaal vier voorwaarden en één uitgang hebben. De vier voorwaardes kunnen afzonderlijk worden geconfigureerd om de conditiefilter te activeren, deze kunnen in een OF functie of in een EN functie geschakeld worden.
3. Programmeer in het menu “6.1.n.2 Formule” de conditiefilter als volgt: Actie of functie Beschrijving GI.1.7 1> Juiste PIN-code, ingevoerd op GI 1. Ingang.10.1 Geactiveerde ingang 10, aangesloten als sleutelschakelaar en ingesteld in het menu “4 Ingangen en fob's”. Gebied.1.3 Gebied 1 uitgeschakeld.
Pagina 136
6.1.n.2.x Gebeurtenis selecteren Selecteer de gebeurtenis die u wilt configureren. 1>Groep Gebied Als u een gebeurtenis wilt kiezen, moet u eerst een bron van de gebeurtenis definiëren. De bron wordt gedefinieerd door een groep objecten, en een object binnen deze groep. De beschikbare groepen worden vermeld in “Advisor Advanced-gebeurtenissen”...
Uitgangen 6.2 Uitgangen 0>Uitg toevoegen 1 Int. Sirene Met behulp van dit menu kunt u alle geprogrammeerde uitgangen weergeven, een bestaande uitgang selecteren of een nieuwe maken. Instellingen van uitgang 6.2.0 Uitgang toevoegen 1>Centrale 2 Uitg uitbreid Tijdens het toevoegen van een nieuwe uitgang selecteert u in het menu Uitgang toevoegen of de uitgang zich op het moederbord van de centrale, de uitgangen uitbreiding, de DI of GI bevindt.
Pagina 138
6.2.n.2 Uitgangslocatie 2>Uitganglocatie Centrale 1.6 De uitgangslocatie is een "read only"-veld dat de fysieke locatie weergeeft van de uitgang in formaat “<module> <y>.<z>”, waarbij <module> een centrale, een DI of een GI kan zijn, <y> het modulenummer, en <z> is een module- uitgangsnummer is.
Pagina 139
Wanneer de stopfilter actief is, zal de activering ervan de uitgang deactiveren en de beide beschreven timers resetten. • Dubbel puls: Gelijk aan Puls, behalve dat de vertragingstijd is geactiveerd en bij elke verandering van de startconditiefilter geactiveerd of gedeactiveerd wordt.
Pagina 140
6.2.n.7 Parameters 1>Vertr. tijd 00:00’00 Stel de juiste parameters in voor de hierboven beschreven functies. 6.2.n.7.1 Vertragings tijd 1 Vertr. tijd >00:00’00< De vertragingstijd geeft de tijd aan tussen de activering van de conditie en het inschakelen van de uitgang. Het toegestane bereik ligt tussen 00:00’00 en 12:00’00.
Pagina 141
(1) Start filter (4) Pulsmodus, kan opnieuw getriggerd (2) Stop filter worden (3) Pulsmodus, kan niet opnieuw getriggerd Vertragingstijd worden Activeringstijd Onderbroken activeringstijd 6.2.n.8 Log limiet 8 Log limiet >Actief< Indien de optie Log limiet is ingeschakeld, worden slechts 3 paar activerende (inschakelen) en deactiverende (of uitschakelen) gebeurtenissen afkomstig van één uitgang vastgelegd in het logboek gedurende één in-/uitschakelcyclus.
Triggers 6.3 Triggers 0>Voeg Trigg toe 1 Trigger 1 In het Triggermenu kunt u systeemactiveringen configureren. Het systeem kan maximaal 255 triggers bevatten. Deze kunnen worden gebruikt in conditiefilters om uitgangen op afstand te sturen. Zie “6.1 Conditiefilters” op pagina 124 voor meer informatie. Iedere trigger heeft 7 onafhankelijke vlaggen die (opnieuw) kunnen worden ingesteld.
Pagina 143
6.3.n.1 Triggernaam 1 Naam >Trigger 1 < Elke Trigger kan worden geprogrammeerd met een naam om de Trigger mee te identificeren. Gebruik het scherm Triggernaam om de Triggernaam in te voeren of te bewerken. De Triggernaam kan maximaal 16 tekens lang zijn. 6.3.n.2 Wis Trigger Als u een Trigger wilt verwijderen, selecteert u een Trigger met behulp van de cursor of door het Triggernummer in te voeren, en gaat u naar het menu Trigger...
Kalender 7 Kalender 1>Acties >>> Met de Kalender kunt u een automatische uitzondering configureren van specifieke acties op een bepaalde tijd en datum. Centrale-instellingen kunnen automatisch worden aangepast op basis van een tijdschema. De kalenderfunctionaliteit is gebaseerd op acties. Elke actie beschikt over de volgende instellingen: •...
Pagina 145
In dit menu kunnen gebruikers tevens bepaalde acties die voor de huidige dag staan gepland annuleren. Opmerking: Wanneer agenda-instellingen worden gewijzigd, zullen alle geannuleerde acties weer worden geactiveerd. 7.1.1 Huidig overzicht 1>Acties 2 Actie lijsten Geeft acties, actielijsten en uitzonderingen weer die zijn gepland voor de huidige dag.
Acties 7.2 Acties 0>Toevoeg. Actie 1 Actie 1 Actie is een geprogrammeerde functie voor de gebruiker, die automatisch kan worden uitgevoerd door het systeem volgens het geprogrammeerde schema. Het Advisor Advanced-systeem kan maximaal 64 geprogrammeerde acties bevatten. Elke actie kan met een aantal opties worden geprogrammeerd. Selecteer voordat u verdergaat de actie die u wilt programmeren.
Pagina 147
7.2.n.3 Actief 3 Actief >Uit< In het menu Actieve actie kunt u de actie permanent uitschakelen of inschakelen. 7.2.n.4 Functie 4 Functie >>> In het menu Functie kunt u een door de gebruiker programmeerbare functie toewijzen, die gedurende deze actie moet worden uitgevoerd. Door de gebruiker programmeerbare functies worden beschreven in “Door de gebruiker programmeerbare functies”...
Actielijsten 7.3 Actie lijsten 0>Voeg actlst t> 1 Actie lijst 1 Met actielijsten kunnen geconfigureerde acties worden gegroepeerd. Een actielijst kan maximaal 8 acties bevatten. Een actielijst biedt een naam als algemene omschrijving voor deze acties, alsmede de mogelijkheid om ze allemaal in één menu in of uit te schakelen.
Pagina 149
7.3.n.3 Acties 1>Actie 1 2 Niet ingesteld Kies eerder geconfigureerde acties om de actielijst te configureren. Een actielijst kan maximaal 8 acties bevatten. Kies “Actie” om een actie te selecteren. Kies “Verwijder” om een actie uit de actielijst te verwijderen. 7.3.n.4 Wis Actielijst Als u een actielijst wilt verwijderen, selecteert u een actielijst met behulp van de cursor of door het actielijstnummer in te voeren, en gaat u naar het menu...
Uitzonderingen 7.4 Uitzonderingen 0>Voeg uitzdr t> 1 Uitzondering 1 Uitzonderingen vertegenwoordigen bepaalde perioden, waarbinnen alledaagse acties worden uitgebreid of vervangen door andere acties. Een voorbeeld van een uitzondering is een vakantie, waarbij het pand mogelijk 24 uur lang ingeschakeld moet blijven. Opmerking geldigheid uitzondering Het systeem kan maximaal 64 uitzonderingen bevatten.
Pagina 151
7.4.n.2 Start datum 2 Start [dd.mm] >01.01< Geef de eerste dag van de uitzondering op in de indeling DD.MM. 7.4.n.3 Stop datum 3 Stop [dd.mm] >01.01< Geef de laatste dag van de uitzondering op in de indeling DD.MM. 7.4.n.4 Jaar 4 Jaar >Alle<...
Pagina 152
7.4.n.9 Actie lijsten 1>Niet ingesteld 2 Niet ingesteld Kies eerder geconfigureerde actielijsten om de uitzondering te configureren. Een uitzondering kan maximaal 4 actielijsten bevatten. Kies “Actielijst” om een actie te selecteren. Kies “Verwijder” om een actielijst uit de uitzondering te verwijderen. 7.4.n.10 Wis uitzndrng Als u een uitzondering wilt verwijderen, selecteert u een uitzondering met behulp van de cursor of door het uitzonderingsnummer in te voeren, en gaat u naar het...
Tijdschema's 7.5 Tijdschema's 01>Tijdschema 1 02 Tijdschema 2 Tijdschema's zijn aan tijd gekoppelde groepen acties met een weekstructuur. Elk tijdschema kan acties en actielijsten bevatten die zijn toegewezen aan bepaalde dagen van de week. Instellingen tijdschema 7.5.n Tijdsch.selecteren 1>Naam Tijdschema 1 Selecteer een tijdschema dat u wilt programmeren.
Pagina 154
7.5.n.4 Einddatum 4 Stop [dd.mm] >01.01< Geef de laatste dag van het tijdschema op in de indeling DD.MM. 7.5.n.5 Week dagen 1>Maandag 2 Dinsdag In het menu Weekdagen kunt u acties en actielijsten toewijzen aan elke dag van de week. Kies een dag van de week waaraan u acties en actielijsten wilt toevoegen.
Pagina 155
Dit menu lijkt erg op “7.1 Overzicht” zoals beschreven op pagina 134, behalve dat het alleen geldt voor het geselecteerde tijdschema. In dit menu kunnen gebruikers tevens bepaalde geplande acties annuleren. Opmerking: Wanneer agenda-instellingen worden gewijzigd, zullen alle geannuleerde acties weer worden geactiveerd. Advisor Advanced Installatie- en Programmeerhandleiding...
Systeemopties 8 Systeem 1>Tijden 2 Instal opties Gebruik het menu Systeem om de algemene systeemopties, inclusief de tijdfuncties, te programmeren. Timeropties 8.1 Tijden 1>Tijd en datum 2 Sirenes Gebruik het menu Tijden voor het programmeren van alle tijdfuncties die binnen het hele systeem gelden in dit hoofdstuk.
Optie Opmerking 8.1.1.8 Instellen correctie Mogelijkheid voor instellen tijdcorrectie, indien nodig. 8.1.1.8.1 Tijd/7dagen Met dit submenu kunt u tijdcorrectie instellen die elke 7 dagen wordt uitgevoerd bij een operationele centrale. De maximale waarde is 5 min 40 s. Positieve waarde betekent dat de klok vooruit wordt bijgesteld, negatief —...
8.1.2.2 Vertragingstijd 1>Interne sirene 00:00’00 Met dit menu kunt u de vertragingstijd instellen voordat een interne of externe sirene wordt geactiveerd. 8.1.2.2.1 Interne sirene 8.1.2.2.2 Externe sirene Geef de vertragingstijd op voor de interne / externe sirene. De invoernotatie is uu:mm’ss.
8.1.3.4 Vertrg 230V 4 Vertrg 230V >00:00’00< Hiermee bepaalt u de vertragingstijd (0 t/m 4 uur) voordat een netspanningsuitval wordt gerapporteerd naar de alarmcentrale. Voer de waarde “0” in voor geen vertraging. 8.1.3.5 Volledig in vertraging 5 Vol in vertrag >...
door de openingstijd van de dubbelpuls. Het toegestane bereik ligt tussen 0 en 15 minuten. 8.1.4.2 Dubbelpuls open 2 Dblpuls open >00’05< Als deze optie voor een bepaalde ingang is geselecteerd, wordt met Dubbelpuls open de tijd weergegeven waarin een ingang actief mag blijven. Indien de ingang geactiveerd blijft nadat deze tijd is verstreken, wordt een alarm gegenereerd zonder op een 2e activering te wachten.
Zie “4.1.n.6.29 Ingang verstoord” op pagina 107. 8.1.4.7 Inactief dagen 7 Inactief dagen > < Indien een zone langer inactief is dan een geprogrammeerde tijd in dit menu (dagen), wordt een aangepaste inactieve dagen gebeurtenis voor de zone geactiveerd. Het toegestane bereik ligt tussen 0 en 127. Met 0 wordt de timer voor de ingang uitgeschakeld.
8.2.4 Installateursreset 1>Alarm Met dit menu kunt u bepalen voor welke condities een installateursreset vereist is, en deze te resetten. Installateursresetprocedure Sommige gebeurtenissen kunnen zodanig worden ingesteld dat zij een installateursreset vereisen. De installateursreset kan op een van de volgende manieren worden uitgevoerd: •...
Pagina 163
8.2.4.2 Sabotage 2 Sabotage >Nee< Als deze optie is ingesteld op Ja, vereisen sabotagealarmen een installateursreset. 8.2.4.3 Paniek 3 Paniek >Nee< Als deze optie is ingesteld op Ja, vereisen paniekalarmen een installateursreset. 8.2.4.4 Alarm bevestiging 4 Alarm bevest >Uit< In dit menu wordt gedefinieerd voor welk AB-alarm een installateursreset is vereist.
8.2.4.9 Intercon fout 9 Intercon fout >Nee< Als de optie Interconnectie fout is ingesteld op Ja, vereisen interconnectiestoringen een installateursreset. 8.2.4.10 Auto reset 10 Auto reset >Uit< Als deze optie is ingesteld op Ja, wordt de installateursreset automatisch uitgevoerd zodra de installateur zich aanmeldt. 8.2.4.11 Uit bij servic 11 Uit bij serv>...
Als de aangepaste tekst niet ingesteld is, zal er een standaardbericht verschijnen zoals beschreven in “Installateursresetprocedure” op pagina 152. Zo niet, dan zullen de volgende berichten verschijnen, afhankelijk van de vertoonde gebruikerscode of het waarschuwingsbericht: <custom tekst> Code:23353 WAARSCHUWING <custom tekst> Zie “Installateursresetprocedure”...
LCD-opties 8.3 LCD-opties 1>Screensaver Altijd Met LCD-opties kunt u de opties voor het display en menu's instellen. 8.3.1 Screensaver 1 Screensaver >Altijd< Als de Screensaver -modus is ingeschakeld, wordt de screensaver geactiveerd nadat de geprogrammeerde periode van inactiviteit is verstreken. De timeout voor de screensaver is geprogrammeerd in “8.1.3.1 Vertraging screensaver”...
8.3.3 Alarmlijst 3 Alarmlijst >Niet actief< Deze optie bepaalt hoe ingangsalarmen en storingen kunnen worden weergegeven op het scherm door een gebruiker die niet is aangemeld. • Niet actief: Open zones en storingen worden niet weergegeven. • Actief: Indien alarmweergaveoptie is ingesteld op actief, kunnen gebruikers open zones en storingen, alsmede alarmen oproepen.
gewijzigd. Het systeem kan niet langer meer gebieden inschakelen indien een van deze voorwaarden waar zijn. Voor voorwaarden die aan bepaalde gebieden zijn gekoppeld, wordt de status getest voor hetzelfde gebied. Als bijvoorbeeld ingang 5 is toegewezen aan gebied 1, wordt alleen de instelling van gebied 1 beïnvloed. Tabel 33: Gereed voor in.
8.4.5 Alrm in behand 5 Alrm in behand >Actief< Indien deze optie is ingeschakeld op Actief, moeten alle alarmen en storingen worden bevestigd. Activ.EN Gr3 is gelijk aan Inschakelen, behalve dat fouten en sabotages alleen kunnen worden erkend door een gebruiker met niveau 3 (installateur). Als de optie is uitgeschakeld, zijn alarmbevestigingen niet vereist.
De gebruiker moet een privilege hebben voor volledige inschakelen om automatische inschakeling te mogen uitschakelen. Zie “3.2.n.5 Gebruikersgroepopties” op pagina 95 voor meer informatie. Ingangen 8.5 Ingang opties 1>Ingang modus Dubbellus Met dit menu kunt u de inganginvoeren definiëren. 8.5.1 Ingang modus 1 Ingang modus >Dubbellus<...
Zie “Ingangen-aansluitingen” op pagina 15 voor meer informatie over het EOL- gebruik. Deze instelling is alleen voor centrales. Voor modules, zie “2.2.2.n.4.5 EOL- weerstand” op pagina 80. 8.5.3 Sir sabot. EOL 3 Sir Sabot. EOL >4k7< Met dit menu kunt u een waarde voor de eindelusweerstand definiëren. De beschikbare waarden zijn hetzelfde als in “8.5.2 EOL-weerstand”...
8.6.2 Toegang naar I/U 2 Toegang - I/U >Nee< Als deze optie is ingesteld op Ja, worden de toegangzones in een gedeeltelijk ingeschakeld systeem in-/uitloopzones. Gebruikers die zich in het pand bevinden zullen de inlooptijd activeren, zodat men zich realiseert dat het gebied is ingeschakeld en dat een uitschakelprocedure noodzakelijk is.
8.7.1 Naam centrale 1 Naam centrale >Panel < In dit menu kunt u de naam van de centrale wijzigen. 8.7.2 Taal centrale 2 Taal centrale >NEDERLANDS< In dit menu kunt u de taal van de centrale wijzigen. Let op: Wijziging in de volgende autorisatie-opties zullen leiden tot het wissen van alle gebruikscodes en het instellen van standaard-PIN’s voor twee vooraf gedefinieerde gebruikers.
8.7.7 Alarmbevestiging 1>AB-modus >>> In dit menu kunt u de verschillende opties die te maken hebben met alarmbevestiging instellen. 8.7.7.1 AB-modus 1>Gebied 1 Met deze optie wordt de A/B-alarmbevestigingsfunctie voor bepaalde gebieden ingeschakeld. Indien ingesteld op Aan, wordt het eerste alarm gerapporteerd als een standaard inbraakalarm (A-alarm).
8.7.7.3 Systeem bevestiging 3 Syst bevest >Nee< Met deze optie kunt u definiëren of de AB-alarmbevestiging alleen voor afzonderlijke gebieden of voor het hele systeem geldt. Indien deze optie is ingesteld op Ja, kan een A-alarm in het ene gebied worden bevestigd door een B-alarm in een ander gebied.
8.7.7.7 Sirenes 1 Gebied 1 >A-ALARM< In dit menu kunt u per gebied selecteren wanneer de sirene moet worden geactiveerd: bij een A-alarm of bij een B-alarm. Opmerking: De optie B-alarm is alleen geldig als de AB-modus is ingeschakeld. Zie “8.7.7.1 AB-modus” op pagina 165. 8.7.7.8 Rap gebeurtenis PAC 8 Rap gbrtns PAC >Nee<...
8.8.1 Paniekmodus 1 Paniekmodus >Stil< De paniekmodus kan één van de volgende zijn: Tabel 36: Paniekmodus Optie Beschrijving Stil Het paniekalarm is stil (geen sirene-activering) Luid Het paniekalarm is standaard (met sirene-activering) Luid alarm bij lijnstoring Het paniekalarm is alleen hoorbaar indien een lijnfout (LF) of een communicatiefout (FTC:Failed To Communicate) is opgetreden 8.8.2 Deurbel 1>DB Ged in...
Staat deze optie op Nee, dan word de externe sirene alleen bij het eerste alarm geactiveerd. 8.8.5 Korte sup. en IP polling 5 Sprv&IP poll >Altijd< De optie definieert wanneer draadloze modules korte supervisie- en IP- pollinggebeurtenissen worden aangeduid. De volgende opties zijn beschikbaar: •...
Pagina 180
8.8.9 Kaart nummer 9 Kaart nummer >Basis< Selecteer de manier waarop het kaart nummer in de centrale weergegeven moet worden. • Basis. Het kaart nummer wordt in de standaard Advisor Advanced-lay-out weergegeven. • Titan. Het kaart nummer wordt in de uitgebreide Titan-lay-out weergegeven. Advisor Advanced Installatie- en Programmeerhandleiding...
Bibliotheek 8.9 Bibliotheek 01>Alarm 02 Gebied Met dit menu kunt u woorden die zijn opgeslagen in de “Woordenlijst” weergeven of verwijderen (zie pagina 42). U kunt een woord kiezen om te verwijderen. Het is niet mogelijk om woorden via dit menu toe te voegen of te bewerken. U kunt woorden alleen toevoegen aan de woordenlijst tijdens het bewerken van tekst (ingangen) waarbij de woordenlijst is ingeschakeld.
Communicatie 9 Communicatie 1>PAC 2 Gebrtnsopties Dit menu wordt gebruikt voor het programmeren van alle communicatie-opties welke voor het hele systeem geldig zijn. Advisor Advanced Installatie- en Programmeerhandleiding...
9.1 PAC 0>Toevoegen PAC 1 PAC 1 In de Advisor Advanced centrale kunt u maximaal 16 particuliere alarmcentrales programmeren. 9.1.0 Toevoegen PAC Met deze menuoptie voegt u een particuliere alarmcentrale toe. Indien de particuliere alarmcentrale met succes is aangemaakt, wordt het volgende bericht weergegeven: INFO PAC toegevoegd...
Pagina 184
9.1.n.2 Transmissiepad 1>PSTN 4 IP Het transmissiepad definieert het type verbinding voor het rapporteren van alarmen naar de particuliere alarmcentrale. Transmissiepadinstellingen worden gedefinieerd in het menu “9.3 Padopties” op pagina 183. 9.1.n.3 Protocol 3 Protocol >(X)SIA< Kies het gewenste communicatieprotocol. Afhankelijk van de instellingen in “9.1.n.2 Transmissiepad”...
Pagina 185
• Gebiedmodifier uit: Inschakeling wordt gerapporteerd indien alle gebieden met hetzelfde klantnummer zijn ingeschakeld. Het gebied wat als laatste is ingeschakeld, wordt gerapporteerd. Het eerste gebied dat wordt uitgeschakeld verstuurt het openingssignaal voor het geopende gebied. • Gebiedmodifier aan: In/Uit schakelingen worden afzonderlijk gerapporteerd. De Gebieden modifier wordt gebruikt voor het vaststellen van het juiste gebied.
Pagina 186
9.1.n.8 Protocol 1>(X)SIA 2 SPRAAK De configuratie voor het doormeldprotocol kunnen in dit menu worden aangepast. 9.1.n.8.1 XSIA 1>Gebiedmodif Met behulp van dit menu kunt u opties instellen voor het SIA- en XSIA-protocol. 9.1.n.8.1.1 Gebiedmodifier 1 Gebiedmodif >Uit< Als deze optie is ingesteld op Ja, wordt de gebieden modifier toegevoegd aan de SIA- en XSIA-rapporten.
Pagina 187
9.1.n.8.1.5 SIA-frequentie 5 SIA-frequentie >Bell< In dit menu kunt u een van de twee standaarden voor modemcommunicatie kiezen, aangaande de verzend-/ontvangstfrequentie die door de verzender/ontvanger wordt gebruikt. Met deze optie kunt u kiezen tussen CCITT en BELL. 9.1.n.8.2 Spraak 1>FTC onderdruk In dit menu kunt u de onderstaande spraak-rapportageopties configureren.
Opmerking: Wanneer het (X)SIA-protocol is geselecteerd, werkt afzonderlijk rapporteren alleen wanneer de SIA gebieden modifier is ingeschakeld. Zie voor meer informatie “9.1.n.5 Klantnummers” op pagina 174. 9.1.n.10 Wis PAC Als u een particuliere alarmcentrale wilt verwijderen, selecteert u een particuliere alarmcentrale met behulp van de cursor of door het PAC-nummer in te voeren, en gaat u naar het menu PAC verwijderen.
Pagina 189
Een bestemmingsnaam kan een numeriek IP-adres of een alfanumeriek domeinadres zijn. Zie ook “Een hostadres bewerken” op pagina 41. 9.1.n.4.2 Bestem. poort 4 Bestem.poort > < De bestemmingspoort wordt gebruikt om te rapporteren aan de host die is geselecteerd in “9.1.n.4.1 Bestem. naam” op pagina 178. 9.1.n.4.3 Ping host Pingen...
9.1.n.8.3.3 Receiver nummer 3 Receiver nr. >0001< Een ontvanger-id voor gebruik in PAC's met meerdere ontvangers. De toegestane waarde is een hexadecimaal getal van 0001 tot FFFF. 9.1.n.8.3.4 Lijnnummer 4 Lijn nummer >0001< Een lijn-id nummer voor gebruik in PAC's met meerdere lijnen voor ontvangers. De toegestane waarde is een hexadecimaal getal van 0001 tot FFFF.
Pagina 191
9.1.n.4.1 Type 1 Type >Telefoon< Het Typesubmenu bepaalt wie er meldingen ontvangt van de geselecteerde PAC: • Telefoon: De melding wordt verstuurd naar een geselecteerd telefoon nummer. In menu “9.1.n.4.2 Tel/Gebr/GG” hieronder kan dit telefoonnummer geprogrammeerd worden. • Gebruiker: De melding wordt verstuurd naar een geselecteerd gebruiker telefoon nummer.
Gebeurtenissen 9.2 Gebeurtenis opties 1>PAC toewijzing 2 Sprk toewijzin Dit menu bevat alle gebeurtenisopties. Zie “Alarmrapportageprocedures” op pagina 219 voor meer informatie voor gebeurtenisrapportage 9.2.1 PAC toewijzing 01 AN Rapport n> >1234..< Met dit menu kunnen rapportagegebeurtenissen aan specifieke alarmcentrales worden toegewezen.
Communicatiepaden 9.3 Padopties 1>PSTN 4 IP Via het menu Pad opties kunt u de opties voor de beschikbare transmissiepaden configureren. 9.3.n Pad selecteren 1>Padnaam PSTN Selecteer het geschikte transmissiepad om de opties te configureren. Welke transmissiepaden beschikbaar zijn is afhankelijk van de systeemconfiguratie.
Als de lijnstoring is ingesteld op “Als gebruikt” zal er pas gecontroleerd worden op een lijnfout als er een PAC geprogrammeerd is, en het klantnummer voor deze PAC geprogrammeerd is. Opmerking: De volgende opties in dit menu verschillen voor de specifieke transmissiepaden.
9.3.n.7 Belsignaal teller 7 Belsig teller > < Voer het aantal keren in dat de telefoon dient over te gaan voordat een inkomend gesprek wordt beantwoord. Het toegestane bereik is van 1 tot 15. Hogere waarden staan gelijk aan oneindig, dus inkomende gesprekken worden niet beantwoord.
Pagina 196
9.3.n.4 IP config 1>IP config Dynamisch Via het menu IP config kunt u het IP-adres van de centrale configureren. De volgende opties kunnen in dit menu worden geconfigureerd. 9.3.n.4.1 IP config 1 IP config >Dynamisch< Indien IP config is ingesteld op Dynamisch, is de DHCP ingeschakeld. Indien deze waarde Statisch is, moet u de overige, hieronder beschreven opties in dit menu configureren.
Pagina 197
De volgende opties kunnen in dit menu worden geconfigureerd. 9.3.n.5.1 DNS config 1 DNS config >Statisch< Indien de IP-configuratie in het menu “9.3.n.4 IP config” op pagina 186 is ingesteld op Dynamisch (DHCP ingeschakeld), kunt u de optie DNS config instellen op Statisch om de automatische DNS-configuratie door de DHCP-server te negeren.
9.3.n.7.2 Reply op PING 2 Reply op PING >Nee< Met Reply op PING wordt bepaald of de firewall pingaanvragen kan beantwoorden. Indien deze optie is ingesteld op Nee, worden pingaanvragen niet beantwoord. 9.3.n.8 Link snelheid 8 Link snelheid >10 MB< In het menu Link snelheid kunt u de Ethernet-verbindingssnelheid kiezen.
Pagina 199
Opmerkingen • Plaats de SIM-kaart, voordat hij in het systeem wordt gebruikt, in een mobiele telefoon en controleer de geldigheid en het beltegoed en verstuur een test- SMS-bericht. • Wis het SMS-centralenummer voordat u de SIM-kaart vervangt. Anders zal het systeem het standaard SMS center nummer op de nieuwe SIM-kaart overschrijven met dit nummer.
Pagina 200
9.3.n.5.2.3 Netw.scanning 0>Herhaal scan 1 * Provider Het Netw.Scanning menu laat alle beschikbare netwerken zien. Het geeft ook de mogelijkheid om een nieuwe scan te laten verrichten. De getoonde lijst bevat GSM-netwerknamen van beschikbare providers. Deze worden vooraf gegaan door de volgende tekens welke de Netwerkbeschikbaarheid bepalen: •...
Pagina 201
9.3.n.5.2.3.m.3 Beschikbaarh. 3>Beschikbaarh. Verbonden De beschikbare waarden zijn beschreven in “9.3.n.5.2.3 Netw.scanning” op pagina 190. 9.3.n.5.2.3.m.4 RSSI 4>RSSI -35 dBm [IIII ] De ontvangen signaalsterkeindicatie (RSSI) waarde is gedefinieerde informatie. Zie “1.2.8.8 RSSI” op pagina 61 voor meer informatie. 9.3.n.5.2.3.m.5 Gebr dit netwerk 5>Gebr dit net.
Pagina 202
9.3.n.5.3.3 Controleer nr 3 Controleer nr. >+48600000000< Het Controleernummer is het telefoonnummer dat wordt gebruikt voor het verzenden van het tegoedopvraag SMS-bericht, als deze methode is gekozen in het menu “9.3.n.5.3.2 Controlere modus” op pagina 191. 9.3.n.5.3.4 Opvraag code 4 Opvraag code >...
Pagina 203
Opmerking: De kiezer moet de functie jam detectie ondersteunen. De detectie wordt ondersteund in de GSM-kiezer ATS7310 met firmware-versie V01.08 of hoger. 9.3.n.5.4.2 Jamming bereik 2 Jamming bereik >20< Configureer het bereik voor rapportage jam detectie. Het toegestane bereik ligt tussen 1 (−111 dBm) en 31 (−51 dBm).
Pagina 204
9.3.n.6.3 Max. Ber. 24u 3 Max. Ber. 24u > < Het maximaal aantal SMS-berichten die naar de gebruikers verstuurd worden kan gedurende een periode van 24-uur worden beperkt. Wanneer deze limiet is bereikt, worden inkomende berichten geweigerd door het systeem. De SMS-rapportage en onbekende SMS commando's hebben twee separate tellers.
Pagina 205
9.3.n.7 GPRS setup 1 APN Geen In het GPRS setup menu kunt u verschillende GPRS-instellingen wijzigen. 9.3.n.7.1 APN 1 APN > < Een APN (Access Point Name) is een configureerbaar netwerk-id voor een mobiele module tijdens het maken van een verbinding met een GSM-carrier. Deze moet zijn verschaft door de GPRS-provider.
Pagina 206
9.3.n.7.8 Verbreek tijd 8 Verbreek tijd >02:00< De verbinding wordt automatisch verbroken wanneer er geen gegevens worden verstuurd gedurende de verbreektijd. De verbinding wordt indien noodzakelijk weer opnieuw opgebouwd. Minimale verbreektijd is 5 min. Indien de tijd wordt ingesteld op 23:59, wordt deze gewijzigd in oneindig.
Pagina 207
9.3.n.10 MMS instellen 1>MMS center Geen Met dit menu kunt u verschillende MMS-instellingen configureren. Opmerking: Neem contact op met uw GSM-provider voor meer informatie over alle instellingen in dit menu. 9.3.n.10.1 MMS Center 1 MMS Center > < Het nummer van het MMS Center is het adres voor de MMS-service. 9.3.n.10.2 APN Raadpleeg “9.3.n.7.1 APN”...
Pagina 208
Er is geen limiet voor MMS-berichten als de waarde is ingesteld op 0. 9.3.n.11 Module info 1>Module versie 731000V01 Het informatiescherm bevat firmwareversie van het GSM-systeem, modemtype, enz. Advisor Advanced Installatie- en Programmeerhandleiding...
PC-verbindingen 9.4 PC verbinding 1>Verbindingen >>> Een PC-verbinding kan voor het volgende worden gebruikt: • Uploaden/downloaden (U/D) • Beheer • Afstandscontrole Met dit menu kunt u alle instellingen voor de PC-verbindingen instellen. 9.4.1 Verbindingen 0>Toev. PC verb. 1 PC verbind. 1 Het is mogelijk om maximaal 16 verschillende PC-verbindingen te definiëren.
Pagina 210
9.4.1.n.2 Transmissiepad 2>Transmissiepad PSTN Met deze optie wordt gedefinieerd welk communicatiepad moet worden gebruikt voor het maken van de geselecteerde PC-verbinding. Opmerking: De volgende opties in dit menu verschillen voor de specifieke transmissiepaden. De tekst tussen vierkante haakjes geeft het transmissiepad aan waarvoor de optie geldt.
Pagina 211
9.4.2 PC terugbellen 1>Primair 2 Back-up Met deze optie kunt u definiëren welke pc-verbinding moet worden gebruikt als terugbelcentrale. Als de pc-terugbeloptie is ingesteld op Uit (geen aansluiting toegewezen), wordt de optie automatisch beantwoorden gebruikt. Opmerking: Terugbellen is alleen mogelijk voor modemverbindingen. 9.4.2.1 Primair 9.4.2.2 Backup Met deze menu's kunt u respectievelijk de primaire en back-up...
Specifieke PSTN-opties 9.4.1.n.3 Modemprotocol 3 Modemprotocol >V.21< Met deze optie kunt u een van de volgende modemprotocollen selecteren: Bell- 103, V.21, V.22 of V.22bis. Specifieke IP- en GSM/GPRS-opties 9.4.1.n.4 Bestem. naam 1>Bestem. naam Geen In het menu Bestemming worden de IP details van de geselecteerde computerverbinding gedefinieerd.
9.4.5 Luisterpoort 4 Luisterpoort > < Luisterpoort is een IP-poort waarmee u upload/download-verzoeken van de externe PC kunt ontvangen. De standaard luisterpoort is 32000. Let op: Inkomende verzoeken via GPRS worden alleen geaccepteerd indien de GPRS-verbinding permanent is en nooit automatisch wordt verbroken. Zie “9.3.n.7.8 Verbreek tijd”...
Door de gebruiker programmeerbare functies U kunt uw eigen gebruikersfuncties programmeren, die later automatisch of handmatig kunnen worden geactiveerd. U kunt bijvoorbeeld een gebruikersfunctie programmeren om een gebied in te stellen of een uitgang in te schakelen, en daar vervolgens een tijdschema voor definiëren. Programmeermenu Het functieprogrammeringsmenu is toegankelijk vanuit verschillende menu's waar door de gebruiker programmeerbare functies worden toegepast.
Pagina 215
Type Beschrijving Beschikbare parameters Deurbel gebied Verander een deurbelfunctionaliteits- 1. Gebieden selecteren status in het gebied 2. Status wijzigen: Clear, Actief of Schakel Deurbel GI Verander een deurbelfunctionaliteits- 1. GI selecteren status in de GI 2. Status wijzigen: Clear, Actief of Schakel In geen uitl.
Pagina 216
[2] Starttijd volledig ingeschakelde en gedeeltelijk ingeschakelde functies is het moment dat de waarschuwingstijd ingaat. Er moet rekening worden gehouden met de waarschuwingstijd. Zie “5.n.4 Waarschuwings Tijd” op pagina 121 voor meer informatie. [3] De functie is een ingang tot het juiste gebruikersmenu. Zie de Advisor Advanced Managerhandleiding voor meer informatie.
Automatisch inschakelen In het Advisor Advanced-systeem is de configuratie van automatisch inschakelen toegestaan. Het systeem kan automatisch via een tijdschema worden ingeschakeld. Er moet rekening worden gehouden met de volgende opties bij het verschaffen van de mogelijkheid voor automatisch inschakelen. •...
Draadloze modules programmeren Volg een van de volgende procedures om een draadloze module toe te voegen. LET OP: De hieronder beschreven opties zijn alleen beschikbaar i.c.m. de laatste paneel firmware versie 019.019.0085 of hoger, en de ATS1235 met versie 2.0 of hoger.
Pagina 219
Indien de module met succes is geprogrammeerd, piept de GI twee keer. Indien er meer draadloze modules moeten worden geprogrammeerd en de opeenvolgende draadloze ingangen beschikbaar zijn in de draadloze DI, herhaal dan het activeren van een andere draadloze module. INFO Sabotage RF 2 Druk op Wissen om het inleerproces te stoppen en het menu te verlaten.
Pagina 220
Indien de ingang al geprogrammeerd is, wordt u hierover ingelicht via een bericht en zeven pieptonen. INFO RF bestaat al Vervolgens wordt u gevraagd of u de geprogrammeerde draadloze module wilt vervangen. RF vervangen? >Nee< Opmerking: Indien de geprogrammeerde module twee ingangen capaciteit heeft, vraagt het systeem of de module twee ingangen moet bezetten.
Fob's inleren Volg een van de volgende procedures om een fob toe te voegen. Sequentiëel In de modus Sequentiëel kunt u snel een reeks fob's inleren. Fob's in de modus Sequentiëel inleren: 1. Ga naar het menu “4.2.0 Voeg Fob toe” omschreven in op pagina 113. 1>DI 1 2 DI 2 2.
Pagina 222
Handmatige modus In de handmatige modus kunt u een fob inleren en configureren. Een fob in de handmatige modus inleren: 1. Ga naar het menu “4.2.0 Voeg Fob toe” omschreven in op pagina 113. 1>DI 1 2 DI 2 2. Ingangslocatie selecteren Inleer modus >Handmatig<...
Vervolgens wordt u gevraagd of u een andere fob wilt inleren. Volgende Fob? >Nee< Kies Ja indien u meer fob's wilt configureren. De procedure wordt dan herhaald. Twee-ingangs RF-sensors Bepaalde RF-modules, bijvoorbeeld deur/raam (DWS) melders en schoksensors hebben twee geïntegreerde ingangen. Indien beide ingangen in de module ingeschakeld zijn, vraagt het systeem tijdens het configuratieproces of de twee ingangen gebruikt moeten worden om deze ingangsstatussen te rapporteren.
Pagina 224
Type module Inleer activering PIR/DUAL Activeer een sabotagealarm door de behuizing te openen. Opmerking: Melder zal nu voor 3 minuten in looptest staan. Rookmelder Activeer een sabotagealarm door de detectorkop van de basis te verwijderen. Opmerking: Er word automatisch een nieuwe ingang aangemaakt als type “Brand”.
Camera's gebruiken Een draadloze PIR-camera is een draadloze PIR-detector met een ingebouwde camera. De camera kan geprogrammeerd worden om foto's te maken in het geval van activering van bepaalde zones, filters, alsook door handmatige activering of verzoeken op afstand. Na een alarm worden de verwante foto's naar een PAC gestuurd via IP/GPRS. Foto's kunnen ook worden bekeken in de ATS8500 configuratiesoftware.
5. Programmeer indien nodig conditiefilters voor gebeurtenissen die de camera moeten activeren. Zie “4.3 Camera's” op pagina 116 voor bijzonderheden. 6. Programmeer indien nodig rapportagegebeurtenissen die de camera moeten activeren. Zie “4.3 Camera's” op pagina 116 voor bijzonderheden. Diagnose stellen Gebruik de volgende menu's voor het stellen van een diagnose bij problemen, indien nodig: •...
Pagina 228
Probleem OH-ontvangerlijn als MMS wordt verzonden Advisor Advanced-centrale biedt een optie om afbeeldingen te verzenden van PIR-camera's naar een Osborne-Hoffman NetRec-ontvanger en tegelijkertijd MMS naar gebruikers. Als de centrale MMS verzendt, wordt het heartbeat-bericht tijdelijk ingetrokken. Als deze vertraging langer duurt dan de controleperiode, bijvoorbeeld door meerdere MMS ter verzenden, genereert de ontvanger een fout.
Alarmrapportageprocedures Gebeurtenisomstandigheden Zie “Rapportagecodes in Advisor Advanced” op pagina 237 voor een overzicht van gebeurtenissen die aan PAC's kunnen worden gerapporteerd. Wanneer er zich een nieuwe gebeurtenis voordoet, voert het systeem een aantal controles uit voordat deze aan PACs wordt gerapporteerd. Is het toegewezen aan een PAC? Voor elke gebeurtenis in het Advisor Advanced-systeem is een specifieke set PAC's gedefinieerd waaraan deze wordt gerapporteerd.
Is deze gebeurtenis onderdeel van de gecombineerde OP/CL-rapportage? Indien “9.1.n.9 In/uit rapport” op pagina 177 is ingesteld om te worden gecombineerd, zullen alleen de eerste uitschakeling van het gebied (openen) en de laatste inschakeling van het gebied (sluiten) voor de groep gebieden met hetzelfde klantnummer aan de PAC worden gerapporteerd.
PACs van PAC 1, wordt in de Advisor Advanced de rapportage gestart in de volgende volgorde: 1, 1, 4, 4, 2, 2, 4, 3, 3, 4, 1, 4, 2, 4, 3, 4, 1, enz. Opmerking: Programmeer om de rapportage gelijk te houden altijd dezelfde gebeurtenisopties bij de backup PAC als bij de primaire PAC.
Advisor Advanced programmeren via configuratiesoftware Er zijn verschillende hulpprogramma's voor pc-configuratie en beheer die speciaal ontwikkeld zijn om het programmeren met het Advisor Advanced systeem snel en eenvoudig te maken, zonder dat complexe commando's of tekenreeksen noodzakelijk zijn. Alle gegevens worden rechtstreeks vanaf het Windows-bureaublad ingevoerd.
Advisor Advanced-firmware bijwerken De firmware voor de Advisor Advanced-panelen kan worden bijgewerkt met de USB DFU-interface (firmware-upgrade module). Gebruik hiervoor de AAFlash- software. Toegangsniveau 4 (fabrikant) is van toepassing wanneer de software voor het opereren van het programma gewijzigd wordt en deze uitgevoerd dient te worden op de lokale programmeringssite.
stuurprogramma in de submap “Stuurprogramma” of de AAFlash- programmamap (standaard C:\Program Files\Advisor\AAFlash\driver ). Een nieuwe USB-controller, STM Device in DFU Mode, is op het systeem geïnstalleerd. De centrale is gereed voor de firmware-upgrade. Archiveren huidige firmware: en instellingen Let op: Om mogelijke storingen te voorkomen tijdens het programmeren, installeren of opstarten van nieuwe firmware of nieuwe functies, moet er goed op gelet worden dat de huidige firmware: (inclusief instellingen) gearchiveerd wordt...
Probleemoplossing Herstelprocedure Als de installateurscode onbekend is, wordt de toegang voor de installateur onmogelijk. In dat geval kan de installateur een herstelprocedure uitvoeren. U kunt als volgt de toegang voor de installateur herstellen: 1. Verwijder de voedingsspanning en de accu van de centrale. 2.
Toestand Mogelijke oorzaak De centrale rapporteert niet naar De telefoonlijnverbindingen zijn mogelijk verkeerd aangesloten. Zie de bedradingschema’s in “Bekabeling de particuliere alarmcentrale Advisor Advanced” op pagina 14. De ontvangende particuliere alarmcentrale ondersteunt het geprogrammeerde protocol niet. Het accountnummer in “9.1.n.5 Klantnummers” op pagina 174 is mogelijk verkeerd geprogrammeerd.
Pagina 237
Toestand Mogelijke oorzaak De “Tx”- en “Rx”-lampjes Geen spanning of te weinig spanning. branden niet De systeem-databusbekabeling is mogelijk verkeerd aangesloten, of de voeding (accu of lichtnet) werkt niet. De DI lijkt offline en online te De databus eindelijnweerstand is mogelijk niet juist. Zie “Bekabeling Advisor Advanced”...
Pagina 238
Advisor Advanced-gebeurtenissen Tabel 40: Advisor Advanced-gebeurtenissen Groep Gebeurtenis Beschrijving Opmerkingen Ingang ACTIEF Ingang verstoord De ingang is verstoord SABOTAGE Ingangsabotage De ingang bevindt zich in de sabotagetoestand ANTIMASKEER Ingang maskeren Ingang in de anti-maskering alarmstatus ACCUSTORING Ingangsstatus storing De ingang bevindt zich in de accu accustoringstoestand STORING...
Pagina 239
Groep Gebeurtenis Beschrijving Opmerkingen VOL IN ALARM Alarm tijdens Gebied volledig ingeschakeld volledige inschakeling en in alarm GED IN ALARM Alarm tijdens Gebied gedeeltelijk gedeeltelijke ingeschakeld en in alarm inschakeling UIT ALARM Alarm tijdens Gebied uitgeschakeld en in uitschakeling alarm FTC ALARM Gebied in alarm en Gebiedsalarm terwijl er een...
Pagina 240
Groep Gebeurtenis Beschrijving Opmerkingen GED IN MEDISCH 26 Medisch alarm tijdens Gebied gedeeltelijk gedeeltelijke in ingeschakeld en medisch UIT MEDISCH Medisch alarm tijdens Gebied uitgeschakeld en uitgeschakeld gebied medisch FTC MEDISCH Medisch en FTC Medisch alarm en FTC TECHNISCH Technisch alarm Ten minste één technische ingang actief VOL IN TECHN...
Pagina 241
Groep Gebeurtenis Beschrijving Opmerkingen ING ANTIMASK Ingang maskeren Ten minste één ingang in het gebied heeft de anti-maskering alarmstatus INSABOTAGE Ingangsabotage Ten minste één ingang in sabotage GI SABOTAGE Sabotage GI module Een GI toegewezen aan het gebied is in sabotagetoestand GI STORING GI-storing Een GI toegewezen aan het...
Pagina 242
Groep Gebeurtenis Beschrijving Opmerkingen BRANDRESET Brandreset Gebeurtenis actief voor de brandalarmzone gedurende 10 sec. na bevestiging brandalarm (tevens 15 sec. overbrugging brandalarmzone). Ook gedurende 10 sec. tijdens looptest brandingang LOOPTEST Looptest Gebied in looptest LOOPT ING ACT Ingang in looptest Ingang in looptest is geactiveerd A-ALARM...
Pagina 243
Groep Gebeurtenis Beschrijving Opmerkingen CODESABOTAGE 3 Codesabotage Geactiveerd wanneer een GI gedurende 2 minuten geblokkeerd is wegens het 3 keer invoeren van een verkeerde PIN-code SABOTAGE Sabotage GI module Sabotage GI module DWANG Dwangcode ingevoerd Dwangcode ingevoerd op deze ACTIEVE KAART Geldige kaart Geldige kaart ingevoerd op deze GI, actief gedurende...
Pagina 244
Groep Gebeurtenis Beschrijving Opmerkingen ZEKERING STOR Storing zekering centrale SIRENE STOR Storing sirene in centrale LIJNFOUT Lijnfout Er is een lijnfout gedetecteerd LIJNFOUT PSTN Centrale lijnfout Er is een PSTN-lijnfout (PSTN) gedetecteerd LIJNFOUT ISDN Centrale lijnfout Er is een ISDN-lijnfout (ISDN) gedetecteerd LIJNFOUT GSM...
Pagina 245
Groep Gebeurtenis Beschrijving Opmerkingen Uitgang ACTIEF Uitgang actief Opgegeven uitgang wordt geactiveerd Uitgang aan Fysieke uitgang wordt geactiveerd Filter ACTIEF Conditie waar De geselecteerde filterconditie is waar/geldig Gebruikers- KAARTPIN Kaart en PIN Geldige kaart of PIN groep geselecteerd aangeboden door een gebruiker van de geselecteerde gebruikersgroep.
Pagina 246
Groep Gebeurtenis Beschrijving Opmerkingen KEYFOBSW1SW2 3 Fob-knop 1 en 2 Stel status in wanneer Fob- knop 1 wordt ingedrukt, reset status wanneer Fob-knop 2 wordt ingedrukt Uitbreid. UITG Afstandscontrole FUNCTIE TOETS Functietoetsbediening TIJDSCHEMA Tijdschemabediening Trigger geactiveerd door een Fob Uitzondering UITZACTKAL Uitzondering actief Kalender KALUUR...
Rapportagecodes in Advisor Advanced Tabel 41 hieronder toont omschrijvingen van SIA-, CID- en VdS-rapportagecodes die in Advisor Advanced worden gebruikt. Tabel 42 op pagina 242 geeft waardes voor de bijbehorende rapportage codes. Tabel 41: Omschrijvingen voor SIA, CID- en VdS-rapportagecodes SIA- VdS- CID-...
Pagina 251
SIA- VdS- CID- Functie Opmerking Meld- code code code prioriteit 0x30 E381 Lange supervisie technisch Alarm lange supervisie Laag — gas gasdetector 0xB0 R381 Herstel lange supervisie Herstel lange supervisie Laag technisch — gas gasdetector Technisch alarm — hoge 0x12 E158 Alarm hoge Gemiddeld...
Pagina 252
SIA- VdS- CID- Functie Opmerking Meld- code code code prioriteit 116. TE 0xF1 R607 Einde Looptest per zone Einde van de looptest Laag per ingang, ook als er meerdere ingangen zijn geselecteerd 117. LU 0x55 R628 Lokale programmering Laag mislukt 118.
Pagina 253
SIA- Gebeurtenistype en CID- Groepbereik Nummerbereik code gebeurtenisbereik code DI zekeringnr. (316–324) R300 Systeem (0) DI (65–72) DI pollingnr. (332–340), GI R330 Systeem (0) DI (65–72), GI (1–8) pollingnr. (465–472) DI (299–307), GI (401– E143 Systeem (0) DI (1–8), GI (65–72) 408) DI zekeringnr.
Pagina 254
SIA- Gebeurtenistype en CID- Groepbereik Nummerbereik code gebeurtenisbereik code Ingang (1–128, 257–368) Gebied (1–8) Ingang (1–128, 257–368) Systeem (0) E120 Systeem (0) GI (1–8) Gebruiker (1–50) Gebied (1–8) Gebruiker (1–50) Ingang (1–128, 257–368) Gebied (1–8) Ingang (1–128, 257–368) Ingang (1–128, 257–368) E570 Gebied (1–8) Ingang (1–128, 257–368)
Ingangstypes De volgende ingangstypes zijn beschikbaar. 1. Alarm Genereert geen alarm wanneer het gebied is uitgeschakeld. Genereert een alarm wanneer het gebied is ingeschakeld. Bijvoorbeeld: interne deur, PIR (bewegingsmelder). 2. In-/Uitloop 1 Genereert geen alarm wanneer het gebied is uitgeschakeld. Op het moment dat het gebied wordt ingeschakeld, start de uitlooptijd.Het activeren van de ingang zal geen alarm genereren.
Pagina 258
7. Sabotage Genereert een sabotagealarm, ongeacht de status van het gebied. Bijvoorbeeld: sabotage behuizing. 8. Einde uitloop Dit ingangstype wordt gebruikt voor het beëindigen van een uitlooptijd. Indien de ingang overschakelt van verstoord naar veilig, wordt de uitlooptijd beëindigd en worden de gebieden volledig ingeschakeld.(zie ook “8.1.3.5 Volledig in vertraging”...
Pagina 259
16. Sleutelkluis Controleert een kluis met daarin een sleutel voor een pand. Deze kan gedurende een korte periode worden geopend nadat een gebied is ingeschakeld (opgegeven bij de sleutelkluistijd, zie “8.1.4.5 Sleutelkluis tijd” op pagina 150. Alarm wordt geactiveerd indien het buiten deze periode wordt geopend. 17.
Pagina 260
Opties: − − 4.1.n.6.13 Uitgebreide in/uitloop − − − 4.1.n.6.14 Laatste deur − 4.1.n.6.15 Sleutel houd − 4.1.n.6.16 Sleutel inschakeling — volledig ingeschakeld − 4.1.n.6.16 Sleutel inschakeling — gedeeltelijk inschakelen − 4.1.n.6.17 Sleutel uitschakelen 4.1.n.6.18 Techn vol in 4.1.n.6.19 Tech uit 4.1.n.6.20 Tech ged in −...
Pagina 261
− (nee): De optie is programmeerbaar, de standaardwaarde is Nee. • (altijd): De optie is niet programmeerbaar, de standaardwaarde is altijd Ja. Advisor Advanced Installatie- en Programmeerhandleiding...
Pagina 262
Opties die betrekking hebben op EN 50131- regelgevingen EN 50131, Grade 2 Vereiste instellingen De volgende opties en waarden zijn verplicht voor EN 50131-1 Grade 2- richtlijnen. • “1.2.6.n.2 Periode / Tijd”, 24u voor ieder pat om te voloden aan ATS-klasse 2, 4u voor het IP-pad om te voldoen aan ATS-klasse 4.
Pagina 263
Het is vereist om de volgende supervisie instellingen voor draadloze DGP’s toe te passen: • Korte supervisie: 20 minuten • Lange supervisie: 2 uur • Brand supervisie: 4 uur Raadpleeg de betreffende regels en handleidingen. Let op: Wanneer een willekeurige optie, een willekeurige extra functie of een willekeurig groepstype in deze sectie niet in overeenstemming is met de EN 50131-vereisten, moet de EN 50131 Grade 2-label worden verwijderd van het systeem.
Opties die betrekking hebben op andere regelgevingen ACPO-beleid Vereiste instellingen zijn allemaal EN 50131 Grade 2-instellingen met de volgende aanpassingen: • “5.n.7 Entrée alarm”, Vertraagd • “8.2.4 Installateursreset”, sabotage ingeschakeld • “8.7.7 Alarmbevestiging”: - AB-modus, ingeschakeld voor alle relevante gebieden - AB-tijd, min.
Pagina 265
Woordenlijst Actie Actie is een geprogrammeerde functie voor de gebruiker, die automatisch kan worden uitgevoerd volgens het geprogrammeerde schema. Actielijst Met actielijsten kunnen geconfigureerde acties worden gegroepeerd. Ze kunnen automatisch worden uitgevoerd volgens het geprogrammeerde schema. Activering Activeringen zijn systeemvariabelen die kunnen worden gebruikt in conditiefilters om uitgangen op afstand te sturen.
Pagina 266
Draadloze PIR Een draadloze DI die gegevens verzamelt van draadloze PIR-camera's, camera-DI en deze overbrengt naar het controlepaneel. Dual Dual detector. Een beveiligingsvoorziening waarmee indringers in een bepaald deel van een gebied of pand worden gedetecteerd. Deze techniek is gebaseerd op twee technieken, zoals PIR en Radar, of PIR en ultrasoon.
Pagina 267
Ingang Een aansluitpunt van bv een infrarooddetector, deurcontact naar het Advisor Advanced-systeem. Elke detector wordt met een ingangsnummer en naam geïdentificeerd. Bijvoorbeeld: 14 Overvalknop receptie, 6 Branduitgang. Ingeschakeld Zie Inschakelen. Inschakelen De aanduiding van een gebied waarbinnen een wijziging van de status van een ingang (van normaal naar actief) een alarm veroorzaakt.
Pagina 268
Overval Een (stil) alarm dat met een overvalknop geactiveerd kan worden. Er wordt standaard geen sirene aangestuurd, er wordt alleen een bericht naar een alarmcentrale verstuurd. Overbruggen Paniekmelder Zie Overval. Particuliere Een meldkamer dat toeziet of er zich een alarm in een alarmcentrale beveiligingssysteem heeft voorgedaan.
Pagina 269
Up/Download Het mogelijk maken om de status van het Advisor Advanced-systeem of wijzigingen in systeemparameters zowel lokaal als extern te bekijken. Vals alarm Een alarm dat wordt veroorzaakt door een ingang van het beveiligingssysteem zonder dat er sprake is van een indringer. Kan worden veroorzaakt door openstaande ramen, (huis)dieren of onjuiste afstelling van beveiligingsapparatuur.
Pagina 270
Advisor Advanced Installatie- en Programmeerhandleiding...
Pagina 271
Index bel, 168 belsignaal instellen, 195 2-ingangen afhankelijk, 102 beperkte looptest, 55 bereik test, 49 bevestiging nodig, 38 bijwerken, 222 aangepaste LCD tekst, 156 blokkeer aangepaste modus, 66 camera, 117 aanmaken van een gebruiker, 87 GI, 74 aantal inactief dagen voor de geïnverteerde blokkeer gebruiker data, 87 looptest, 49 blokkeren, 29, 36, 100...
Pagina 272
configuratiesoftware, 221 een trigger aanmaken, 132 configureren een trigger toevoegen, 132 conditiefilter, 125 een trigger verwijderen, 133 DI, 78 een uitzondering aanmaken, 140 fob, 113 een uitzondering toevoegen, 140 gebeurtenis, 126 een uitzondering verwijderen, 142 gebied, 119 eerste oproep weglaten, 195 gebruiker, 87 einduitloopschakelaar, 104, 149, 247 gedeeltelijk inschakelen, 162...
Pagina 277
Programmeeroverzicht 1 Service 1.1 Toon logboek 1.2 Testen 1.2.1 Ingangstest 1.2.1.1 Toon open zon 1.2.1.5 Cam bereik test 1.2.1.2 Aantal ingangen 1.2.1.6 Inactief dagen 1.2.1.3 RF RSSI test 1.2.1.7 Ingang kOhm 1.2.1.4 RF Diagnose 1.2.2 Trildetectietest 1.2.3 Uitgangen&triggers 1.2.3.1 Test uitgang 1.2.3.1.1 Uitgangen 1.2.3.1.2 GI LED's 1.2.3.2 Trigger status...
Pagina 278
1.2.9 Accutest 1.2.9.1 Testopties 1.2.9.1.m Type selecteren 1.2.9.1.m.n Apparaat selecteren 1.2.9.1.m.n.1 Test tijd 1.2.9.1.m.n.2 Accu test per. 1.2.9.1.m.n.3 Starttijd 1.2.9.2 Man. Accutest 1.2.9.2.m Type selecteren 1.2.9.2.m.n Apparaat selecteren 1.2.9.2.m.n.1 Testtijd 1.2.9.2.m.n.2 Start/Stop tst 1.2.10 Paneel diagnose 1.2.10.1 Systeem V/A 1.2.10.2 Accu spanning 1.2.11 Controlekaart 1.2.12 Demo modus 1.3 Paneel info...
Pagina 279
2 LAN-modules 2.1 Modules weergeven 2.2 Modules bewerken 2.2.1 GI modules 2.2.1.0 GI toevoegen 2.2.1.n GI selecteren 2.2.1.n.1 GI type 2.2.1.n.1 LANadres 2.2.1.n.3 GI instellingen 2.2.1.n.3.1 GI naam 2.2.1.n.3.2 Sabotage gebied 2.2.1.n.3.3 Toon gebied 2.2.1.n.3.4 Bedien gebied 2.2.1.n.3.5 Inlog opties 2.2.1.n.3.5.1 1 x deurtoegang 2.2.1.n.3.5.2 Kaart &...
Pagina 280
Specifieke opties voor draadloos: 2.2.2.n.4.4 Supervisie 2.2.2.n.4.4.1 Korte supervisie 2.2.2.n.4.4.3 Brand supervisie 2.2.2.n.4.4.2 Lange supervisie 2.2.2.n.4.5 Gevoeligheid ontv 2.2.2.n.4.6 DI modus 2.2.2.n.4.7 DI Versie 2.2.2.n.4.8 RF Jamming 2.2.2.n.4.11 Default DI Camera specifieke opties: 2.2.2.n.4.9 Foto-opties 2.2.2.n.4.9.1 Foto instellingen 2.2.2.n.4.9.1.1 Inbraak set. 2.2.2.n.4.9.1.1.1 Foto aantal 2.2.2.n.4.9.1.1.2 Beeld snelheid 2.2.2.n.4.9.1.2 Brand set.
Pagina 284
8 Systeem 8.1 Tijden 8.1.1 Tijd en datum 8.1.2 Sirenes 8.1.2.1 Activeringstijd 8.1.2.2 Vertragingstijd 8.1.2.1.1 Interne sirene 8.1.2.2.1 Interne sirene 8.1.2.1.2 Externe sirene 8.1.2.2.2 Externe sirene 8.1.2.1.3 B/P/M intern 8.1.2.1.4 B/P/M extern 8.1.3 Systeem 8.1.3.1 Vertraging screensaver 8.1.3.4 Vertrg 230V 8.1.3.2 Kaart en PIN 8.1.3.5 Volledig in vertraging 8.1.3.3 Looptest...
Pagina 285
8.5 Ingang opties 8.6 Gedeeltelijk inschakelen 8.5.1 Ingang modus 8.6.1 BA rapportage 8.5.2 EOL-weerstand 8.6.2 Toegang naar I/U 8.5.3 Sir sabot. EOL 8.6.3 I/U geheel in 8.5.4 Swingershunt 8.6.4 Ged. IN 1 naam 8.6.5 Ged. IN 2 naam 8.7 Centrale 8.7.1 Naam centrale 8.7.4 Dwangmethode 8.7.2 Taal centrale...
Pagina 286
9 Communicatie 9.1 PAC 9.1.0 Toevoegen PAC 9.1.n PAC selecteren Algemene opties: Specifieke PSTN- en ISDN-opties: 9.1.n.1 Naam PAC 9.1.n.4 Telefoon 9.1.n.2 Transmissiepad 9.1.n.3 Protocol Specifieke IP- en GSM/GPRS-opties: 9.1.n.5 Klantnummers 9.1.n.4 Bestemming/IP 9.1.n.5.m Geb.selecteren 9.1.n.4.1 Bestem. naam 9.1.n.4.2 Bestem. poort 9.1.n.4.3 Ping host Specifieke opties voor transmissie van foto's: 9.1.n.4.4 Bestem.
Pagina 287
9.3 Padopties 9.3.n Pad selecteren Algemene opties: Specifieke IP-opties: 9.3.n.1 Naam pad 9.3.n.3 Transmissiepad 9.3.n.2 Lijnstoring 9.3.n.4 IP config 9.3.n.4 DI menu 9.3.n.4.1 IP config 9.3.n.4.2 IP adres Specifieke PSTN-opties: 9.3.n.4.3 Subnetmask 9.3.n.3 Lijnfout vertraging 9.3.n.4.4 Gateway 9.3.n.4 Transmissiepad 9.3.n.5 Kiestoon 9.3.n.5 DNS config 9.3.n.6 Kiezen 9.3.n.5.1 DNS config...
Pagina 288
9.3.n.7 GPRS setup 9.3.n.7.1 APN 9.3.n.7.6 Firewall 9.3.n.7.2 Gebruiker naam 9.3.n.7.7 Lijnfout 9.3.n.7.3 Gebruiker wachtwoord 9.3.n.7.8 Verbreek tijd 9.3.n.7.4 IP config 9.3.n.7.9 Max foto 24u 9.3.n.7.5 DNS config 9.3.n.8 Belsignaal instellen 9.3.n.8.1 Belsignaal teller 9.3.n.8.2 Omit 1e oprp 9.3.n.9 Encryptie 9.3.n.10 MMS instellen 9.3.n.10.1 MMS Center 9.3.n.10.5 Proxy...