NL
14.4
Aan- en uitloopparameters
De ingestelde aan- en uitloopparameter worden aangeduid.
x: 1-9 = aanloopfase, t = aanlooptijd
y
x
y: R1-R9, B1-B9 = remfase, R0 = ongeremde uitloop, t = uitlooptijd, n
remuitschakeling
PROFIL
14.4.1
Aanloopfase
Toets
zo vaak indrukken tot parameter
weergegeven.
Stel met de draaiknop
14.4.2
Aanlooptijd
Toets
zo vaak indrukken tot parameter
weergegeven.
Stel met de draaiknop
Wordt een aanlooptijd ingegeven die langer is dan de looptijd, dan eindigt de centrifugaalloop voordat het ingestelde
toerental is bereikt.
14.4.3
Remfase
Toets
zo vaak indrukken tot parameter
weergegeven.
Stel met de draaiknop
B-remfasen kunnen alleen bij speciale rotors ingesteld worden.
14.4.4
Uitlooptijd
Als een remuitschakelingstoerental in is gesteld, dan kan er geen uitlooptijd worden ingesteld.
Toets
zo vaak indrukken tot parameter
weergegeven.
Stel met de draaiknop
14.4.5
Remuitschakelingstoerental
Toets
zo vaak indrukken tot parameter n
weergegeven.
Stel met de draaiknop
14.5
Radius/Temperatuur
14.5.1
Radius
Toets
zo vaak indrukken tot parameter r/mm wordt aangegeven en het invoerveld invers wordt weergegeven.
Stel met de draaiknop
Als de radius wordt veranderd, past de radius zich automatisch aan de waarde van RCF/RZB aan. Dit wordt
aangeduid door een knipperend symbool.
14.5.2
Temperatuur
Toets
zo vaak indrukken tot parameter T/°C wordt aangegeven en het invoerveld invers wordt weergegeven.
Stel met de draaiknop
14.6
Automatisch tussengeheugen
Het tussengeheugen omvat de programmaplaatsen "----" en 90 tot 99. Na elke start van een centrifugaalloop worden
veranderde centrifugeergegevens automatisch in programmaplaats "----" opgeslagen. De veranderde
centrifugeergegevens, van de laatste 11 centrifugaallopen, zijn in het tussengeheugen opgeslagen en kunnen
worden opgeroepen (zie hoofdstuk "Programma oproepen").
22/131
1-9
de gewenste fase in.
min:sec
t
de gewenste waarde in.
0-9
de gewenste fase in.
t
min:sec
de gewenste waarde in.
(•)
de gewenste waarde in.
de gewenste waarde in.
de gewenste waarde in.
of
aan wordt gegeven. Het invoerveld wordt invers
t
aan wordt gegeven. Het invoerveld wordt invers
of
aan wordt gegeven. Het invoerveld wordt invers
t
aan wordt gegeven. Het invoerveld wordt invers
/RPM wordt aangegeven. Het invoerveld wordt invers
(•)
= toerental