2. Veiligheid
In dit hoofdstuk zijn alle algemeen geldende veiligheids-
aanwijzingen en technische instructies vermeld. Bij trans-
port, opstelling, bedrijf, onderhoud, etc. van het roerwerk
moeten alle aanwijzingen en instructies in acht genomen
en nageleefd worden! De gebruiker is ervoor verantwoor-
delijk dat het voltallige personeel zich aan de volgende
aanwijzingen en instructies houdt.
2.1. Instructies en veiligheidsaanwijzingen
In deze handleiding worden instructies en veiligheidsaan-
wijzingen voor materiële schade en persoonlijk letsel ge-
bruikt. Om deze voor het bedieningspersoneel eenduidig
te markeren, worden deze instructies en veiligheidsaan-
wijzingen vet geschreven en met gevarensymbolen ge-
markeerd. De gebruikte symbolen komen overeen met
de algemeen geldende richtlijnen en voorschriften (DIN,
ANSI, etc.).
Veiligheidsaanwijzingen beginnen altijd met de volgenden
signaalwoorden:
Gevaar: Er kan zeer ernstig tot dodelijk letsel ont-
•
staan!
Waarschuwing: Er kan zeer ernstig letsel ontstaan!
•
•
Pas op: Er kan letsel ontstaan!
•
Pas op (aanwijzing zonder symbool): Er kan aan-
zienlijke materiële schade ontstaan, een total loss is
niet uitgesloten!
Na het signaalwoord volgen de benoeming van het gevaar,
de gevarenbron en de mogelijke gevolgen. De veiligheids-
aanwijzing eindigt met een aanwijzing ter vermijding van
het gevaar.
2.2. Toegepaste richtlijnen en CE-markering
Onze roerwerken voldoen aan
•
verschillende EG-Richtlijnen,
•
verschillende geharmoniseerde normen,
•
en diverse nationale normen.
•
De exacte gegevens over de toegepaste richtlijnen en nor-
men zijn te vinden in de EG-conformiteitsverklaring aan
het begin van deze handleiding.
Daarnaast wordt voor de toepassing, montage en de-
montage van het product nog uitgegaan van verschillen-
de nationale voorschriften als basis. Dit kunnen bijv. zijn:
ongevalpreventievoorschriften, voorschriften van de Duit-
se VDE, productveiligheidswet, e.v.a. De CE-markering is
aangebracht op het typeplaatje dat zich op het motorhuis
bevindt.
2.3. Algemene veiligheidsaanwijzingen
•
Bij de in- en uitbouw van het roerwerk mag niet alleen
worden gewerkt.
•
Alle werkzaamheden (montage, demontage, onder-
houd, installatie) mogen alleen plaatsvinden terwijl
het roerwerk is uitgeschakeld. Het product moet
worden gescheiden van het stroomnet en beveiligd
tegen opnieuw inschakelen. Alle draaiende onderde-
len moeten tot stilstand gekomen zijn.
•
De bediener moet elke optredende storing onmiddel-
lijk melden aan zijn leidinggevende.
•
Een onmiddellijke stilzetting door de bediener is dwin-
gend noodzakelijk wanneer er gebreken optreden die
de veiligheid in gevaar brengen. Hieronder vallen:
•
Falen van de veiligheids- en/of bewakingscontro-
les
•
Beschadiging van belangrijke onderdelen
•
Beschadiging van elektrische inrichtingen, leidin-
gen en isolaties.
•
Gereedschap en andere voorwerpen mogen alleen
op de daarvoor bestemde plaatsen worden bewaard,
om een veilige bediening te waarborgen.
•
Bij laswerkzaamheden en/of werkzaamheden met
elektrische apparatuur moet ervoor worden gezorgd
dat er geen explosiegevaar bestaat.
•
Principieel mogen er uitsluitend aanslagmiddelen
worden gebruikt die ook als zodanig wettelijk zijn aan-
gekondigd en goedgekeurd.
•
De aanslagmiddelen moeten worden aangepast aan
de betreffende omstandigheden (weer, aanhaaksys-
teem, last, etc.). Indien deze na gebruik niet van de
machine worden losgekoppeld, moeten ze uitdrukke-
lijk als aanslagmiddelen worden gemarkeerd. Daar-
naast moeten aanslagmiddelen zorgvuldig worden
bewaard.
•
Mobiele werktuigen voor het tillen van lasten moet
zodanig worden gebruikt dat de stabiliteit van het
werktuig tijdens gebruik gewaarborgd is.
•
Tijdens de toepassing van mobiele werktuigen voor
het tillen van ongeleide lasten moeten maatregelen
worden getroffen om te verhinderen dat deze lasten
kantelen, verschuiven, wegglijden, etc.
•
Er moeten maatregelen worden genomen om te
voorkomen dat personen zich onder hangende lasten
kunnen bevinden. Bovendien is het verboden han-
gende lasten te verplaatsen over werkplekken waar
zich personen bevinden.
•
Bij toepassing van mobiele werktuigen voor het til-
len van lasten moet, indien nodig (bijv. zicht geblok-
keerd), een tweede persoon voor de coördinatie wor-
den aangewezen.
•
De te tillen last moet zodanig worden getranspor-
teerd dat er niemand gewond raakt wanneer de
stroom uitvalt. Bovendien moeten werkzaamheden
in de buitenlucht worden afgebroken als de weers-
omstandigheden verslechteren.
Deze aanwijzingen moeten beslist worden nage-
leefd. Niet-naleving kan leiden tot letsel en/of ernsti-
ge materiële schade.
2.4. Bedieningspersoneel
Het voltallige personeel dat aan het roerwerk werkt, moet
gekwalificeerd zijn voor deze werkzaamheden. Het voltal-
lige personeel moet meerderjarig zijn. Als basis voor het
bedienings- en onderhoudspersoneel moeten daarnaast
ook de nationale ongevalpreventievoorschriften in acht
worden genomen. Er moet worden gecontroleerd of het
personeel de instructies in deze handleiding gelezen en
begrepen heeft, evt. moet deze handleiding in de gewens-
te taal worden nabesteld bij de fabrikant.
NEDLERLANDS | 41