Sluit motorkabels aan
1. Verwijder de kabelinterfaceplaat van de FO-behuizing.
2. Leid de kabels door de wartels.
3. Strip de kabel volgens Table 8.
4. Sluit de gestripte kabels aan op de betreffende
motoraansluitklem.
5. Plaats de kabelinterfaceplaat terug en zet deze vast met
de bevestigingsbouten.
6. Monteer de EMC-wartel met een goed elektrisch contact
met de motor- en remchopperkabelafschermingen.
Plaatsing van motorkabels
Houd de motorkabels zo ver mogelijk uit de buurt van
andere kabels, met name stuursignalen. De minimale
afstand tussen motorkabels en besturingskabels is 300 mm.
Laat de motorkabels niet parallel lopen aan andere kabels.
De stuurstroomkabels moeten andere kabels kruisen onder
een hoek van 90.
Lange motorkabels
Als de verbinding naar de motor langer is dan 100 m (voor
vermogens lager dan 7,5kW, neem contact op met CG
Drives & Automation), is het mogelijk dat de capacitieve
stroompieken bij overstroom een trip veroorzaken. Het
gebruik van uitgangsspoelen kan dit voorkomen. Neem
contact op met uw leverancier voor de juiste spoelen.
Het gebruik van schakelaars in motorkabels
Het verdient geen aanbeveling schakelaars in de
motoraansluitingen te gebruiken. Wanneer dit echter
onvermijdelijk is (bijv. bij noodschakelaars of
werkschakelaars), dient u de schakelaar alleen te gebruiken
als de stroom nul is. Als dit niet gedaan wordt, kan de FO
trippen als gevolg van stroompieken.
18
Installatie
3.3
Sluit motor- en
netvoedingkabels aan voor
090 en hoger
Emotron FDU48-090 en hoger, Emotron
FDU69-090 en hoger
Om het aansluiten van stugge kabels te vereenvoudigen, is
het mogelijk de kabelinterfaceplaat volledig te verwijderen
bij types.
Motorkabel
DC+, DC-, R (optioneel)
Voedingsspanningskabel
Afb. 23 Aansluiting van motor- en netvoedingkabels
1. Verwijder de kabelinterfaceplaat van de FO-behuizing.
2. Leid de kabels door de wartels.
3. Strip de kabel volgens Table 8.
4. Sluit de gestripte kabels aan op de betreffende
voedingsspannings-/motoraansluitklem.
5. Bevestig de klemmen op de juiste plaats en haal de kabel
in de klem aan met goed elektrisch contact met de
kabelafscherming.
6. Plaats de kabelinterfaceplaat terug en zet deze vast met
de bevestigingsbouten.
CG Drives & Automation, 01-5325-03r1
Klemmen voor
aansluiten afcherming
Kabelinterface