Inhoudsopgave
Advertenties
Hoofdstuk 4 - Onderhoud
Gebruik van de motor uit het water met hoge toerentallen veroorzaakt aanzuiging, waardoor de watertoevoerslang kan
inklappen en de motor oververhit raakt. Laat de motor uit het water of bij onvoldoende toevoer van koelwater niet met
meer dan 1400 omw/min draaien.
6.
Laat de motor met stationair toerental ongeveer 10 minuten in neutraal draaien of totdat het afgevoerde water helder
is.
7.
Kijk naar de watertemperatuurmeter om zeker te zijn dat de motor binnen het normale bereik draait.
8.
Zet de motor af.
9.
Draai de waterkraan dicht.
10. Koppel de adapter los van het aansluitpunt van de inlaatslang op de zeewaterpomp.
11. Sluit de zeewaterinlaatslang weer aan. Draai de slangklemmen goed aan.
Met de boot in het water
Als er onvoldoende koelwater is, raken de motor, de waterpomp en andere onderdelen oververhit en lopen ze schade
op. Zorg tijdens gebruik voor voldoende watertoevoer naar de waterinlaten.
Als de motor wordt doorgespoeld terwijl de boot in het water ligt, kan er zeewater in de motor stromen, wat motorschade
veroorzaakt. Sluit de zeewaterkraan voordat u de motor doorspoelt. Houd de zeewaterkraan dicht totdat u de motor start.
1.
Sluit de zeewaterkraan (indien aanwezig) of haal de zeewaterinlaatslang los en stop hem dicht.
a
a -
zeewaterkraan
b -
zeewaterinlaatslang
c -
plug
2.
Sluit met een geschikte adapter een doorspoelslang aan tussen de waterkraan en de zeewaterinlaatslang op de
waterinlaat van de zeewaterpomp.
3.
Open de waterkraan ongeveer halverwege. Gebruik niet de maximale waterdruk.
4.
Zet de afstandsbediening in neutraal met het gas op stationair en start de motor.
Bladzijde 54
KENNISGEVING
KENNISGEVING
KENNISGEVING
c
d
a
b
23450
b
c
13171
2.8 afgebeeld, 4.2 vergelijkbaar
a -
adapter
b -
spoelslang
c -
waterkraan
d -
zeewaterinlaatslang
90-8M0116253
DECEMBER 2015
nld
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
Probleemoplossen
