Bedieningsschema
Startprocedure
Open het motorluik. Ventileer het
motorruim volledig.
Zet de accuschakelaar (indien
aanwezig) op aan.
Schakel de ventilator van het
motorruim (indien aanwezig) in en
laat hem vijf minuten draaien.
Controleer op lekkage: brandstof,
olie, water, vloeistof enz.
Open de brandstofkraan (indien
aanwezig).
Open de zeewaterkraan (indien
aanwezig).
Vul het brandstofinjectiesysteem zo
nodig voor.
Draai de contactsleutel naar
START. Laat de contactsleutel los
zodra de motor begint te draaien.
Laat de motor enige minuten op
snel stationair warmdraaien.
Varen bij temperaturen onder het vriespunt en koud weer
BELANGRIJK: Als de boot bij temperaturen onder het vriespunt wordt gebruikt, moeten er voorzorgsmaatregelen worden
getroffen om schade aan de motorinstallatie als gevolg van bevriezen te voorkomen. Door vorst veroorzaakte schade wordt
niet door de beperkte garantie van Mercury Marine gedekt.
Water dat is ingesloten in het zeewatergedeelte van het koelsysteem kan roest of vorstschade veroorzaken. Leeg het
zeewatergedeelte van het koelsysteem onmiddellijk na gebruik of vooraf aan een langere opslagperiode bij temperaturen
onder het vriespunt. Als de boot in het water ligt, moet de zeewaterkraan dicht blijven totdat de motor opnieuw gestart
wordt, om te voorkomen dat er water terugstroomt in het koelsysteem. Als de boot geen zeewaterkraan heeft, houd de
waterslang dan afgekoppeld en dichtgestopt.
NB: Bevestig bij wijze van voorzorgsmaatregel een label aan het contactslot of stuurwiel om de gebruiker van de boot
eraan te herinneren dat de zeewaterkraan moet worden geopend of ontstopt of de waterinlaatslang moet worden
aangesloten voordat de motor wordt gestart.
Om de motor te gebruiken bij een temperatuur van 0 °C (32 °F) of lager dient u de volgende instructies in acht te nemen:
•
Leeg het zeewatergedeelte van het koelsysteem aan het einde van elke dag helemaal ter bescherming tegen schade
door bevriezing.
•
Tap steeds aan het einde van een dag waarop u gevaren hebt het water af uit de waterscheider, indien aanwezig. Vul
de brandstoftank aan het einde van elke dag waarop u gevaren hebt, om condensatie te voorkomen.
•
Gebruik de vereiste antivriesoplossing van permanent type om de componenten tegen vorstschade te beschermen.
•
Zorg dat u de juiste smeerolie voor koud weer gebruikt en dat het carter voldoende olie bevat.
•
Verzeker u ervan dat de accu voldoende capaciteit heeft en volledig is geladen. Controleer of alle elektrische uitrusting
in optimale staat verkeert.
•
Bij een temperatuur van -20° C (–4 °F) en lager dient u koelvloeistofverwarming te gebruiken om het starten bij koud
weer te vergemakkelijken.
•
Bij gebruik bij een arctische temperatuur van -29 °C (–20 °F) of lager dient u de erkende Mercury Diesel
reparatiewerkplaats te raadplegen voor informatie over speciale uitrusting en voorzorgsmaatregelen voor gebruik bij
koud weer.
Zie hoofdstuk 6 voor informatie over opslag bij koud weer of voor lange duur.
Aftapplug en lenspomp
De motorruimte in uw boot is een plek waar zich van nature water verzamelt. Daarom zijn boten gewoonlijk met een
aftapplug of lenspomp uitgerust. Het is belangrijk om deze voorzieningen regelmatig te controleren om er zeker van te zijn
dat het waterpeil niet in contact komt met de motorinstallatie. De onderdelen van de motor lopen schade op als ze in water
ondergedompeld worden. Door onderdompeling veroorzaakte schade wordt niet door de beperkte garantie van Mercury
Marine gedekt.
90-8M0116253
DECEMBER 2015
nld
Na het starten
Kijk op alle instrumenten om de
toestand van de motor te controleren.
Zet de motor af als deze niet normaal
loopt.
Controleer op lekkage van brandstof,
olie, water, vloeistof, uitlaatgassen enz.
Controleer de werking van de
bedieningselementen voor gas en
schakelen.
Controleer de besturing.
KENNISGEVING
Tijdens het varen
Raadpleeg alle instrumenten
regelmatig om de toestand van de
motor te controleren.
Luister of u het akoestische alarm
hoort.
Hoofdstuk 2 - Op het water
Stoppen en afzetten
Zet de afstandsbedieningshendel op
neutraal.
Laat de motor enkele minuten met
stationair toerental lopen om de
turbolader en motor te laten afkoelen.
Draai de contactsleutel naar OFF
(uit).
Zet de accuschakelaar (indien
aanwezig) op uit.
Sluit de brandstofkraan (indien
aanwezig).
Sluit de zeewaterkraan (indien
aanwezig).
Spoel het zeewaterkoelcircuit door bij
gebruik in zout, brak of verontreinigd
water.
Bladzijde 17