Inhoudsopgave
Advertenties
Definitieve uitschakeling/buitengebruikstelling
Belangrijk: Gooi alle materialen op de juiste manier weg. Gebruikte olie/vloei-
stoffen/gassen/koelmiddelen zijn schadelijk voor het milieu en mogen alleen bij
goedgekeurde verzamelpunten worden afgegeven. Laat nooit olie/vloeistoffen in
de bodem lopen en gooi deze nooit weg in gemeentelijke afvalcontainers, in
stadsrioleringen of op stortplaatsen. Raadpleeg regionale en lokale voor-
schriften voor andere voorschriften voor de afvoer van materialen.
Als de machine niet langer zoals bedoeld wordt gebruikt, schakel deze dan uit,
stel deze buiten gebruik en voer deze af volgens de toepasselijke voorschriften.
Vóór de afvoer
1. Schakel de machine uit volgens de toepasselijke voorschriften voor de juiste
uitschakeling.
2. Parkeer de machine op een vlakke, droge ondergrond. Zorg dat het oppervlak
voldoende is voor het gewicht van de machine. Zorg dat de plaats beschermd
is tegen toegang door onbevoegde personen.
3. Laat de hefarm helemaal zakken. Verwijder alle aanbouwwerktuigen.
4. Zet de schakelaar voor vooruit/achteruit rijden (op de bovenkant van de joy-
stick) in de neutrale stand en trek de handrem aan.
5. Zet de gasklep in de stand voor laag stationair toerental en laat de motor ca.
2 minuten afkoelen.
6. Schakel de motor uit.
7. Wacht tot alle bewegingen tot stilstand zijn gekomen. Zet de contactsleutel in
stand 'I' of 'RUN' (lopen) en beweeg de multifunctionele joystick naar alle
richtingen om te controleren of het hydraulische systeem niet meer onder
druk staat. Controleer of de hefarm niet meer met de joystick kan worden
bewogen.
8. Druk, indien aanwezig, op de drukontlastingshendel van de hulphydraulica.
Zorg er daarna voor dat deze knop weer terugkeert naar de neutrale stand.
9. Schakel het contact uit. Schakel alle elektrische schakelaars uit.
10. Maak de gordel los, verwijder de contactsleutel en neem deze mee.
11. Zorg dat de machine na uitschakeling niet meer kan worden bediend totdat
deze wordt afgevoerd.
12. Zorg dat er geen milieugevaarlijke materialen, vloeistoffen en/of brandstof uit
de machine kunnen lopen. Controleer vooral of de motor, het hydraulische
systeem en het koelsysteem lekt.
13. Zorg dat de machine geen gevaar vormt op de plaats waar het zich bevindt.
14. Verwijder vuil en/of afval uit het motorcompartiment, het chassis en de
oppervlakken van de cilinderstang.
15. Verwijder de accu.
16. Vergrendel de cabinedeur, indien aanwezig. Vergrendel het motorcomparti-
ment. Verwijder de sleutel(s) en neem deze mee.
148
50940018/EP0313
Advertenties
Inhoudsopgave
